Ik loop naar een metershoge distel en strijk met mijn hand over een bloem. Door het zilverachtige licht wordt de paarse kleur extra uitgediept. Mijn zucht klinkt scherp in de stille omgeving als ik de bloem voor mijn verbijsterde ogen ineen zie schrompelen. In het tijdsbestek van enkele seconden is de gehele distel zwart geworden. 
Met een verstikte kreet strompel ik achteruit en struikel prompt over een iets opstaande tegel. Ik bots tegen het huis aan en zak op de grond. Met mijn handen ineengeklemd, blijf ik even zitten en staar naar de dode plant. Distels staan er toch om bekend dat ze zo sterk zijn? 
Dit heb ik gedaan. 

Ik ben een moordenaar. 

Phoenix haalt me uit mijn trance. Hij keek toe hoe ik in elkaar stortte, maar vindt blijkbaar dat ik nu lang genoeg heb kunnen zitten. Hij mauwt weer en loopt richting de achterdeur. Onwillekeurig volg ik hem met mijn blik en zie dat de deur op een kier staat. Dat is ruim voldoende voor de kat om doorheen te glippen, zich om te draaien en mij ongeduldig aan te kijken. De spleet tussen de deur en diens kozijn laat alleen absolute duisternis door.
"Phoenix," fluister ik. "Zag je dat? Ik vermoord dingen met mijn handen." 

Phoenix staart slechts terug. Kunnen katten hun wenkbrauwen optrekken? Hebben katten wenkbrauwen? Ze zijn overal zo harig, dus ik denk het wel. 
Ik blijf nog even tegen de muur aanleunen, een muur die gelukkig niet bezwijkt onder mijn aanraking, en krabbel dan uiteindelijk maar overeind. Hij zal wel gelijk hebben: ik moet door. 
Het is niet zo dat ik net een mens heb vermoord. Dat heb ik enkele uren geleden al voor elkaar gekregen. 

▬▬▬

Ervoor zorgend dat ik geen levend materiaal aanraak met mijn blote handen - ik heb het idee dat dat een trigger is - sluip ik achter Phoenix aan. 
Misschien heb ik later wel tijd om in paniek te raken. 

Langzaam maar zeker raak ik gewend aan de duisternis, in ieder geval voldoende om niet tegen muren en meubels aan te botsen. Het pand ziet eruit alsof het al enkele jaren niet in gebruik is geweest en ik hoor de echo van mijn laatste nies nog door de lange, stoffige woonkamer circuleren. Er zijn wel ramen, maar die zijn in hun geheel bedekt door dikke gordijnen van goede kwaliteit. Het lijkt wel het enige item waar enige zorg aan is besteed. De enkele stoelen zijn halfvergaan en de bank is in zijn geheel ingestort. Een tafel is nergens te bekennen en van andere aankleding is ook geen sprake. Ik mag denk ik blij zijn dat ik de muren niet goed kan zien in het schemerduister. Het behang dat er in flarden aan hangt, zegt al genoeg. 
Toch ontspan ik. Dit zijn allemaal dode en nutteloze dingen: hier zal ik niet veel aan kapot kunnen maken. 

Ik schrik op van beweging bij de deur aan de rechterkant van de kamer. Logica leert mij dat daar zich de gang - met een trap naar boven - en de keuken zullen bevinden. De kat wenkt mij met zijn ogen en ik volg hem gehoorzaam. Tot nu heeft hij alleen maar geholpen. 
De kamerdeur hangt los in zijn scharnieren en het lukt me om hem, hoewel de roestige elementen een erbarmelijk geluid voortbrengen, voorzichtig weer dicht te drukken.
Ik heb vandaag al voldoende stuk gemaakt. 

Mijn verwachting klopt. Terwijl ik enkele sussende geluidjes richting Phoenix maak - eigenlijk weet ik niet waarom, het is meer om mijzelf af te leiden van mijn huidige acties - zie ik een gang met een trap en twee deuren. De kale houten planken kraken onder mijn gewicht en ik loop voorzichtig naar de rechterdeur, waarachter ik de keuken aantref. Dat gedeelte zorgt voor een verrassing. Het valt me allereerst op dat deze deur zo goed geolied lijkt. Dit keer heb ik geen moeite hem in zijn sponningen te houden en hij klikt stevig achter mij in het slot. 
De keuken is overvol door de vele meubels die zich erin bevinden. Het aanrechtblad is morsig en gebroken, de deur van een brede koelkast hangt open en overal ligt rommel in de vorm van gebroken hout en tegels. 
Het ziet er naar uit dat de eettafel hier ook heen is gesleept, hoewel hij in de woonkamer beter tot zijn recht zou komen. Het meubelstuk neemt een groot gedeelte van de beschikbare ruimte in beslag en is daardoor niet te missen. Het wordt een mens eigenlijk onmogelijk gemaakt om er normaal rond te lopen. Ik frons mijn wenkbrauwen: hier kan ik toch niks te zoeken hebben? 
Maar Phoenix mauwt en ik kijk hem mak aan. "Wat wil je dan, jochie?" vraag ik. Mijn stem is niet harder dan een fluistering. 

Phoenix strijkt langs de tafelpoot en duikt uiteindelijk in zijn geheel onder het blad. Ik ga op mijn hurken zitten om hem in beeld te kunnen houden en zie hem daar doodstil zitten; keurig rechtop. Zijn blik geeft duidelijk aan dat hij mij maar een dom mens vindt. 
Het lijkt erop dat ik iets overduidelijks over het hoofd zie. 
Mijn blik gaat door de krappe ruimte. Ik zie niks vreemds aan de onderkant van het tafelblad. De poten van het meubelstuk zijn volkomen kaal en zien er onappetijtelijk uit. Het zorgt ervoor dat ik mijn hand erop durf te laten leunen en dat gaat goed. Er ligt wel wat rommel, maar niet veel.  
Mijn kat is het zat. Hij geeft weer een scherpe mauw en ik focus mijn blik direct op hem. Zijn oranje ogen lijken een intens licht uit te stralen en dat terwijl het bijna pikkedonker is. 
Ik zucht en laat me nu helemaal op mijn knieën zakken en kruip bij hem, onder de tafel. Het voelt, ondanks de gekke situatie, knus en troostrijk aan. Was dit zijn bedoeling? 

"Auw!" Geschrokken trek ik mijn arm bij hem vandaan. Dat hij me zo goed heeft weten te krabben, met mijn dikke jas ertussen, is best knap te noemen. Hij heeft een winkelhaak gecreëerd en ik zeg bozig: "Hee! Dit is een nieuwe jas," om hem te laten voelen dat het niet oké is wat hij deed. 
Phoenix maakt weer geluid, maar dat heb ik nog nooit eerder bij hem gehoord. Het lijkt op gejank, al is het zeer zacht. Het licht in zijn ogen is zwak en knippert. 
"Phoenix?" Mijn stem schiet de hoogte in. Niet hij ook al!

Ik wil hem aanraken, hem in mijn armen nemen, maar dat kan ik niet. Als hij mijn huid raakt - of ik zijn vacht - gaat hij dood. Echt dood. 
Een droge snik verlaat mijn keel. Ik grabbel in mijn jaszak, op zoek naar mijn handschoenen. Trillend trek ik ze aan en grijp hem dan beet. Ervaring heeft ons al geleerd dat dat wel kan. 
"Ga alsjeblieft niet dood," smeek ik hem en trek hem radeloos tegen mijn kleding. 

Mijn hartslag schiet de lucht in en de daaropvolgende minuten zijn slopend. Ik blijf hem aanroepen om niet dood te gaan. Hete tranen lopen over mijn wangen en de adrenaline kolkt door me heen. 
Hij geeft gehoor aan mijn smeekbedes. 

Het kost hem even tijd om helemaal op te knappen, maar op een gegeven moment zie ik aan zijn hooghartige blik dat hij zichzelf weer levend genoeg vindt. Zijn lichtgevende ogen schieten van mijn ingepakte handen, naar mijn betraande ogen, en hij verbaast me dan door me een kopje te geven. 
Ik produceer een geluid dat tussen een lach en een snik in zit. 
Met mijn meest strenge stem - in de gegeven omstandigheden - zeg ik: "Als jij mij geen pijn meer doet, beloof ik dat ik jou geen pijn zal doen." 
Phoenix verrast me door een nieuw geluid uit zijn repertoire te laten horen. Hij spint. 

Dodelijke dans [onc2022]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu