Proloog

17 2 1
                                    

De gangen vullen zich met een angstaanjagende stilte en het enige wat ik kan horen is mijn hart dat bonkt in mijn keel. Wat zal er dit keer komen? Wat voor iets gruwelijks hebben ze deze keer verzonnen?

Ik kijk de lege gangen rond, maar kan nog niks zien. Na ons is er geen enkel teken van leven. De metalen platen, die ooit onze kluisjes waren, liggen verkreukeld op de grond. De deuren, die eerst aantoonden of de les gesloten was of niet, verspreiden zich als zielige splinters over de gangen.

De verwoesting die is aangebracht is zo erg dat de school niet te redden valt, maar toch, op de één of andere manier is het ze gelukt om ons hier te houden. Als ratten in een val en elke dag wordt het steeds kleiner. Zo klein dat we bijna geen ruimte meer hebben.

Als we moeten uitgaan van de klok dan is dit onze laatste dag. Onze laatste dag hier gevangen, maar ik kan niet blij zijn. Ik kan me niet verheugen om de buitenlucht weer in te ademen. Om de blauwe hemel weer te zien. Ik bal mijn vrije hand tot een vuist en voel mijn nagels in mijn handpalm drukken. Het doet pijn, maar het geeft me toch het gevoel dat ik mens ben. Dat ik mijn menselijkheid niet ben verloren in deze strijd.

Iedereen schrikt op als er een geluid klinkt. Het is niet hard, dus het zal wel iets kleins zijn. Iets kleins dat je vast en zeker kan doden als je het alleen maar aankijkt. We houden ons gereed. Ik houd mijn ijzeren knuppel steviger vast in mijn handen. Voordat ik klaar sta werp ik nog een snelle blik naar Luuk. We kijken elkaar even aan maar zeggen niets.

Het geluid komt dichterbij en ik houd me gereed. Klaar om aan te vallen. Klaar om te doden. Net zoals de andere, ben ik mezelf verloren. Een week geleden had ik mezelf nooit voorgesteld als iets wat zou kunnen verwonden of zelfs doden. Maar hadden we een keus?

Mijn ogen houd ik gereed en ik verwacht iets. Iets gevaarlijks, angstaanjagends net zoals alle andere schepsel die hier zijn binnengekropen. God mag weten hoe.

Maar dan laat ik mijn knuppel vallen. Ik verstijf, mijn mond hangt half open en ik geloof mijn eigen ogen niet. Achter me hoor ik ook een paar dingen vallen en ik weet zeker dat ze hetzelfde denken. Ik schud mijn hoofd ter ongeloof. Dit kan niet waar zijn. Alles, ze hadden alles kunnen verzinnen om ons van het padje af te slaan, maar ze kiezen hiervoor. Om het laatste beetje hoop weg te knallen. We kunnen geen kant op en terwijl ze op ons afkomen, staan we verbouwereerd voor ons uit te staren.

Het kleinste beetje hoop om hier uit te komen word van tafel geveegd. We hebben niks meer om voor te vechten. 

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Feb 11, 2015 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

Een slachtoffer van goudWhere stories live. Discover now