33. Een wereld van as

10 2 0
                                    

'Valeries huis staat in brand

Ops! Esta imagem não segue nossas diretrizes de conteúdo. Para continuar a publicação, tente removê-la ou carregar outra.

'Valeries huis staat in brand.' Joshua trok het portier open.

Jess riep een scheldwoord en sprong achter het stuur. Ze duwde de sleutels in het contact, rukte de handrem los en draaide bijna roekeloos het parkeervak uit. Met piepende banden scheurde ze naar de uitgang van de parkeerplaats.

'Denk om de slagboom,' waarschuwde hij haar.

Nogmaals riep ze en scheldwoord. Net op tijd trapte ze op de rem. 'Waar heb ik dat ticket gelaten?'

'Onder het raam.' Hij reikte naar voren en gaf haar het witte papiertje.

Ze hield het tegen de scanner. Zodra de slagboom in beweging kwam, reed ze de weg op. Al snel tikte de kilometerteller zestig aan. Het maakte weinig uit.

Joshua probeerde zich te focussen op de woorden van het artikel dat de Beschermer hem gestuurd had. Er stond weinig in. Alleen dat er een grote brand was en dat de brandweer bezig was met blussen. Er werd niks over gewonden genoemd en het maakte hem misselijk. Wat als Valeries buren niet op tijd naar buiten waren gekomen? Het oude koppel had vast moeite met traplopen, net als de andere bejaarde bewoners. Had Evalien dit echt gedaan?

Het laatste beetje sympathie dat hij voor Valeries zus had, verdween toen hij van zijn scherm opkeek. Boven de huizen was een grote, donkere rookwolk te zien. Zelfs met de achtergrond van grijze wolken was het onmisbaar. Dit was geen klein brandje. Het hele gebouw was in vlammen op aan het gaan. Alle huizen waren straks weg, niet alleen die van Valerie.

Jess keek met grote ogen naar de donkere rookwolk. Ze zigzagde tussen de bochten van de woonwijk door. Hoe dichterbij ze kwamen, hoe erger het leek. De brandlucht was zelfs in de auto te ruiken en sirenes galmden door de straten.

Toen ze twee straten van de flat verwijdert waren, konden ze niet meer verder, omdat een politieauto de weg blokkeerde. Jess parkeerde achter het witte busje van het Dinser Nieuws. Ze verlieten het vuurtuig haastig en liepen door de straat, richting de donkere wolken. Er schoten vlammen uit het flatgebouw dat boven de huizen uitstak. Het zag er dystopisch uit. Hoe kon dit hetzelfde gebouw zijn als dat waar Valerie woonde?

Hij vertraagde zijn pas, ook al wilde alles in hem naar de vlammen toe sprinten. Zijn benen waren te wankel om te rennen. Hij wist niet of het de rook was die hem misselijk maakte, of dat zijn angst de oorzaak was.

Ze liepen de hoek om waar verschillende brandweerwagens stonden. Blauw licht weerkaatste in de ramen van de naastgelegen huizen. Aan het eind van de straat stond een grote menigte. De mensen keken naar het machtige vuurmonster dat hun woning opat. Sommige huilden, anderen hadden grote ogen en derden keken met een vreemd soort fascinatie.

Tussen de figuren zocht Joshua naar meneer en mevrouw Wickens, maar hij zag ze niet. Pas toen hij naast zich keek, zag hij een eind verderop in de straat een vrouw in een zilveren deken. Haar bloemetjesjurk piepte er net onderuit. Ze werd vastgehouden door de sterke arm van meneer Wickens. Aan hun voeten stond een vogelkooi.

Snel draaide hij zich om en haastte zich naar het koppel. 'Meneer en mevrouw Wickens,' riep hij hun richting uit.

Gelijktijdig keken ze op. Een trieste glimlach verscheen op de lippen van de man. 'Joshua!'

'Zijn er mensen gewond?'

'Een paar zijn met de ambulance naar het ziekenhuis gegaan, maar waarschijnlijk is iedereen naar buiten gekomen.'

'Gelukkig,' wist hij uit te brengen.

De man knikte zacht en trok zijn vrouw wat dichter tegen hem aan. Mevrouw Wickens merkte hem niet eens op. Haar bruine ogen waren op de vlammen gefixeerd. Ze beefde zacht, maar waarschijnlijk niet van de kou. Ze zag haar leven in vlammen opgaan. Al haar spullen en de herinneringen die erbij hoorden gingen in vlammen op. Hij kon zich amper voorstellen hoe dat moest voelen. Het was een schamele troost dat ze hun zebravinkjes nog hadden kunnen redden.
Hij beet op zijn lip. Ergens tussen dezelfde vlammen lag het beeldje van Valerie, hetgeen wat ze van Evelien gekregen had. Het idee dat ook dat nu weg was, voelde wreed en poëtisch tegelijk.

          

'Joshua,' klok Jess stem achter hem. Zodra hij omkeek, zag hij hoe ze naar twee agenten die hun richting uit liepen wees.

'Wat is er?' fluisterde hij naar haar. Een naar gevoel bekroop hem. Zouden ze weten dat dit zijn schuld was? Dat dit kwam, omdat hij Valerie weigerde te laten gaan.

'Ze zoeken iemand.'

Ze wisten het. De gedachte schoot door zijn hoofd. Het was te laat om weg te lopen zonder verdacht te lijken.

'Goedemiddag.' Een agente stapte naar hem toe. Ze was een jaar of veertig en had zwart krullend haar dat ze in een paardenstaart had gebonden. 'Zijn jullie bewoners of waren jullie tijdens het uitbreken van de brand aanwezig?'

Joshua wist niet goed wat hij moest zeggen. Als hij vertelde dat ze waren komen kijken, werden ze direct weggestuurd.

'Ze zijn vrienden van ons,' zei een zachte vrouwenstem. Mevrouw Wickens knikte hun richting uit. Het was het eerste wat de vrouw gezegd had, bijna alsof de agente een lang begraven moeder instinct in haar had geactiveerd.

'Oh, zijn jullie hier al lang?' De agente keek hen onderzoekend aan.

'Nee, nog maar net,' antwoordde Jess voor hem. 'We wilden weten of ze veilig waren.'
De agente knikte. 'Hebben jullie een jonge vrouw met lang blond haar gezien. Een jaar of twintig, donkere kleding, mager.'

Joshua had de vraag aan moeten zien komen, maar het voelde alsof alle lucht uit zijn longen werd geslagen. Evalien. De beschermer. Ze had dit echt gedaan. Ze had alles gedaan. Het pakketje, de bedreigingen, de vergiftiging en nu de brand. Hij had het geweten en toch schokte het hem. Misschien had hij stiekem gehoopt dat hij er naast zat. Nu kon dat niet meer.
Meneer Wickens keek hem aan en knikte toen. 'Ja, die hebben we gezien. Waar was het ookal weer?' Zijn ogen gleden naar zijn vrouw.

'Dat weet ik toch niet meer schat?' Er ontsnapte een snik uit haar keel, maar achter haar rug hield ze haar hand. Ze bewoog hem op een vreemde manier heen en weer. 'Was het dinsdag bij het park of was het bij Henry of wacht ik denk dat ik het weet.'

Het duurde even voordat Joshua realiseerde wat ze aan het doen waren. Ze hadden de link gelegd. Ze wisten wie de agent had beschreven en gaven hem een excuus om weg te komen. Waarom ze het deden, begreep hij niet, maar hij had nog nooit zoveel respect gehad voor het bejaarde koppel.

Hij stootte Jess aan en haastte zich terug naar zijn auto. Hoe graag hij ook bleef staan, het flatgebouw viel niet meer te redden. Ze moesten Evalien stoppen voordat dit niet meer het enige was wat in vlammen opging.

Zodra ze wegreden keek Jess hem aan. 'Wil je dit echt doen?'

Hij knikte. Het was dom en roekeloos, maar niemand anders liet zich daar blijkbaar door tegen houden. Evalien was te ver gegaan. Ze had niet alleen het leven van haar zus vernietigd, maar dat van alle bewoners van de flat. Hij zou haar niet nog meer laten breken.

'Hoe ga je dit aanpakken? Ik wil niet dat jij ook gewond raakt.'

'Ik heb een plan,' beloofde hij. Het was geen goed plan, maar ze zou het niet zien aankomen. Evalien had hem nog nooit boos gezien.

Als Jess haar ogen niet op de weg had moeten houden, had ze hem waarschijnlijk indringend aangekeken. Dan had ze het vuur in zijn ogen opgemerkt. Maar ze zag het niet en dat was maar beter ook. 'Alsjeblieft doe niks doms.'

Hij antwoordde niet. Die belofte kon hij niet maken. Alles aan wat hij ging doen was dom, maar als het hem bij Valerie bracht was hij bereid om elke prijs te betalen.

De eerst grijze lucht was gevuld met tinten geel en paars toen ze bij Evaliens flat parkeerden. Normaal zou Joshua een poosje blijven staan om de schemering te bewonderen, maar nu kon hij alleen maar aan Evalien denken. Wat had ze met Valerie gedaan en waarom? Waar kon hij haar vinden? Joshua keek Jess aan. 'Het is beter als je hier blijft.'
'Je moet dit niet alleen doen.'

Hij stapte de auto uit. 'Mij doet ze niks, maar als ze jou ziet weet ik niet wat er gebeurd.'

'Hoe weet je dat zo zeker?'

'Mijn koffie was niet vergiftigd.' Het was amper bewijs, maar hij wilde niet dat Jess zag wat hij van plan was. Hij was er niet trots op.

'Maar ...' Ze werd stil en keek naar de bloedrode zon die tussen de wolken door piepte. 'Als je binnen een kwartier niet terug bent, bel ik de politie, Ayana, je ouders en iedereen die ik kan vinden.'

'Ik zal op tijd terug zijn.' Hij liep de parkeerplaats over en duwde de deur van de flat open. Hij liet zijn hand in zijn zak glijden. Alles wat hij bij zich had waren zijn mobiel en een blauwe pen. Als Evelien een wapen had, maakte hij geen schijn van kans. Hij kon alleen maar hopen dat ze hier niet op voorbereid was.

Hoe meer treden hij opliep, hoe minder zeker hij van zijn plan was. De woning van Evalien had er nog nooit zo dreigend uitgezien. Het was alsof er een schaduw over de vervallen flat was getrokken. Zelfs de muziek die uit een van de huizen kwam en de felgekleurde was die over de galerie hing, kon het niet meer opvrolijken.

Toen hij bij de voordeur was aangekomen, trilden zijn handen. Hij was nog nooit eerder zo bang voor iemand geweest. Het was niet dat Evalien sterk was, maar ze was bereid om zo ver te gaan. Het was alsof ze al haar menselijkheid was verloren. Eerst had hij niet geloofd dat ze Valerie had vermoord, maar nu leek ze tot alles instaat.

Hij drukte op de bel en wachtte af. De knoop in zijn maag verstrakte bij elke seconde die passeerde. Alles wat volgde was een indringende stilte. Was ze vertrokken? Had ze door dat ze hier niet mee weg zou komen?

Hij drukte nogmaals op de bel. 'Doe open, ik weet dat je er bent!' Het verbaasde hem hoe krachtig zijn gebroken stem klonk. Het was de eerste keer dat een van zijn leugens geloofwaardig klonk. Met ingehouden adem wachtte hij. Toen hoorde hij het zachte getik van voetstappen, alsof iemand langzaam de deur naderde. Door het matte glas zag hij een silhouet naar het handvat grijpen. Zijn hand gleed in zijn zak, waar zijn vingers zich om de pen klemden. Hij zette zich schrap en opende zijn mond. Een laatste keer haalde hij diep adem, voor zijn leven in een draaikolk zou worden weggezogen. Hierna was er geen weg meer terug.

De deur ging zacht piepend open. Hij staarde recht in de ogen van Evalien. Ze zag er niet meer zwak uit, hoewel haar wangen nog altijd ingevallen waren. Haar uitstraling was veranderd in iets monsterlijke.

'Wat wil je van me?' Haar zwakke stemmetje leek zo onschuldig, maar ze wisten beiden dat het een act was.

Hij plaatste zijn voet tussen de deur, zodat ze hem niet dicht kon gooien. Direct zette ze een wankel pasje achteruit. Joshua stapte de gang in en gooide de deur achter zich dicht. Hij trok de pen uit zijn zak en duwde hem tegen haar keel. 'Vertel me waar ze is!'

 'Vertel me waar ze is!'

Ops! Esta imagem não segue nossas diretrizes de conteúdo. Para continuar a publicação, tente removê-la ou carregar outra.
Toen ze verdweenOnde histórias criam vida. Descubra agora