Hoofdstuk 2

1.2K 84 58
                                    

De rit leek langer te duren dan ik me van vorig jaar kon herinneren, maar al met al was het best gezellig. Helena, een meisje dat bij mij op de slaapzaal lag, profiteerde van het feit dat we weer mochten toveren door kwetterende vogeltjes uit haar stok tevoorschijn te toveren en ze vervolgens in Hugo's richting te sturen terwijl ze in zijn nek pikten. Hugo trof de vogels op zijn beurt met de vloek van totale verstijving en Helena fronste toen ze recht naar beneden vielen en doodstil op de vloer bleven liggen. Beiden gierden van het lachen toen ik een snoepje uit de gigantische doos Smekkies in alle Smaken die tussen ons in stond nam en twee seconden later kokhalzend de coupé uit rende. Oorsmeersmaak.

Toen de trein uiteindelijk vaart minderde, hingen er uitwerpselen in Hugo's haar vanwege een van Helena's vogels die op het verkeerde moment zijn behoefte had laten vallen, op de vloer lagen buiten verstijfde vogeltjes ook een aantal Smekkies die niet zo goed gesmaakt hadden, en we moesten ons alle drie nog verkleden. Hugo trok vlug zijn trui van Griffoendor over zijn shirt aan en bond zijn cape haastig om zijn nek, terwijl Helena en ik daar iets meer tijd voor nodig hadden. Het kwam er uiteindelijk op neer dat de trein al grotendeels leeggestroomd was toen wij onze coupé verlieten en op weg gingen naar de koetsen.

Er stond nog welgeteld één koets te wachten, maar daar zaten al een paar andere leerlingen. Het zilver in hun das leek licht te geven in het maanlicht en deed het groen alleen maar feller opvallen. Zwadderaars. We zouden geen echte Griffoendors zijn als we daar niet een klein beetje achterdochtig van werden, wat eigenlijk louter en alleen ging om het feit dat dat gewoon zo hoorde. Helena ging bewust een stukje van de kolossale, zwaarlijvige jongen naast haar zitten. Ze kwam zo ongeveer tot zijn oksel. Ik nam het plekje helemaal aan de rand van de koets, en Hugo's voet was nog maar net van de grond losgekomen toen de koets schokte en begon te rijden, waardoor hij recht op mijn schoot terecht kwam. Ik begon meteen te lachen, maar hield daar meteen mee op toen ik de blikken van de drie jongens uit Zwadderich zag. Hugo werd roder dan een tomaat en perste me haast uit de koets toen hij naast me kwam zitten, met een halve meter afstand tussen hem en de iets kleinere, maar alsnog intimiderende Zwadderaar.

'Wemeltje toch, even onhandig als je hele voorgeslacht,' grinnikte de grote jongen met het stoppelhaar, 'en natuurlijk ook hetzelfde afschuwelijk rode haar.'

Mijn hoofd draaide in een reflex opzij en ik beet op mijn lip. Mijn eigen haar was zo mogelijk nog feller rood dan dat van Hugo, en ik stamde zelf ook af van de Wemels.

'Nog een Wemel?' riep de grote toen hij mijn bliksemende ogen zag. 'Het uitschot in deze koets neemt alleen maar toe.'

'Potter,' beet ik hem toe. 'Lily Potter.'

'Potter?' Het had moeilijker nog smalender kunnen klinken. 'Van Harry Potter? Dat brillenkopje met die bliksemvormige snee in z'n kop?'

Ik sprong recht:

'Mond dicht over mijn vader!' Mijn vinger priemde in zijn richting. 'Hou je mond of ik doe je wat!'

'En wat ga je me aandoen dan? De vloek van beentjeplak?' Hij klopte zijn kleinere vriend op de schouder, trots op zijn zogenaamde grap.

'Als ik dat echt zou doen, geraak jij vanavond mooi niet in de grote zaal.' Ik grijnsde gemeen en voelde hoe Hugo zijn vingers om mijn pols sloot en me een stukje naar achteren trok.

'Als jij mijn benen aan elkaar plakt, betekent dat niet dat ik je niet kan martelen met mijn bovenlichaam.'

Hugo deed nu een poging om me weer op de bank te trekken, maar ik schudde mijn hand los en ging weer dichter naar de Zwadderaar toe: 'Bedreig jij me nu?'

'Zo zou je het kunnen interpreteren, ja.' Zijn ogen staarden doods in de mijne, als die van een slang. Ik snoof met mijn neus en sloot mijn vingers om mijn staf zodra ik zag dat zijn hand onder zijn mantel verdween.

'Lily...' hoorde ik Helena zachtjes fluisteren terwijl ze Hugo gespannen aankeek. Niets in me leek aandacht aan haar te besteden, het leek onbelangrijk.

'Zeker dat je hieraan wil beginnen, Potter?' Net op dat moment haalde ik mijn stok onder mijn mantel vandaan en strekte mijn arm naar hem uit. Hugo deed nog steeds verwoede pogingen om me terug naast hem op de bank te doen zitten, maar dat werkte voor geen meter.

'Ja dus.' Een gemeen glimlachje vormde zich om de lippen van de grote Zwadderaar. 'Cru...'

Als we niet in een koets gezeten hadden, had ik kronkelend van de pijn op de vloer gelegen. Hoewel Hugo ook zijn staf getrokken had en een halve schildspreuk tussen mij en de Zwadderaar ingegooid had, zou die de onvergeeflijke vloek niet tegengehouden kunnen hebben. Mijn redding was het feit dat de koets over een boomstronk reed en mijn tegenstander daardoor omviel, net als Hugo daarnet gedaan had. Hij kwam terecht op de schoot van de derde jongen, die tot dan in de schaduw van de grote jongen had gezeten. Witblond haar, een spits gezicht. Schorpius Malfidus, alweer.

Hij duwde zijn afdelingsgenoot bruusk van zich af en mompelde iets wat verbazingwekkend veel leek op een bijzonder chagrijnig: 'En dan noem jij die Wemel onhandig?'

Ik kon het niet laten even te grinniken. In een fractie van een seconde klom de grote jongen van Schorpius' schoot af en stond meteen weer op, met zijn stok op mij gericht: 'Crucio.'

Zowel mijn eigen schildspreuk als die van Hugo waren te traag om te verhinderen dat de spreuk me trof. Mijn lichaam leek open te splijten, mijn huid te branden, het was net alsof duizenden messen in mijn rug geboord werden.

En toch duurde het maar een paar seconden.

Toen de pijn gestopt was duurde het nog een paar seconden voor ik op adem gekomen was en mijn ogen opende. Ik lag op de grond, en zag Schorpius Malfidus voor de grote jongen staan.

'Dat lijkt me meer dan genoeg.'

De Grote staarde hem aan alsof hij doofstom was. Juist alsof het vreemd was om geen onvergeeflijke vloeken te gebruiken.

'Kijk me niet zo dom aan, Zabini,' zei Schorpius terwijl hij een vuiltje van zijn mantel veegde, 'daarvoor kun je in Azkaban belanden.'

'Nou en?' was het antwoord. 'Als niemand het ziet, is er toch geen bewijs.'

'Maar ik heb het gezien,' bitste Hugo voor Malfidus ook maar een woord kon zeggen.

'En ik ook.' Helena was nu ook rechtgestaan en lachte veelbetekenend.

De jongen blies nu heel wat minder hoog van de toren, maar hij wees alsnog dreigend met zijn toverstok in onze richting voor hij hem weer onder zijn mantel stak. Zijn ogen zeiden meer dan woorden ooit hadden kunnen doen...

Iedereen leek terug naar de echte wereld geroepen te worden toen een hoge, jolige stem opklonk: 'Oh jongens, het is beter om te blijven zitten in die koetsen hoor, het schoolterrein ligt er nogal hobbelig bij vandaag!' Het was Professor Sabbelaar, hoofd van Huffelpuf. Hij grinnikte onnozel. 'Vlug, de sorteerceremonie staat op het punt te beginnen.'

Hugo, Helena en ik sprongen van het rijtuig af en waren al bijna naar binnen gelopen toen de grote jongen op de grond plofte en op zijn kompanen wachten.

Hoewel het onvermijdelijk was, had ik niet verwacht het nù al aan de stok te krijgen met Zwadderaars...

°-°-°-°
Shoutout naar Albana (Heeyyyy Albi lofjoee) omdat ze dit leest maar ik dat eigenlijk dus niet wil. Dus Albana, ga weg! Nee lol, gaat ze toch niet doen :O

Lily Luna PotterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu