6

11 1 2
                                    

'Hallo jongens, zoals jullie zien zijn we weer in het bos!' Begint meneer de Groot zijn gymles.
Ik denk kort aan gisteren, mijn rare -lichtgevende, paarse- ogen en al het rare gedoe. Misschien heb ik het me gewoon verbeeld?
Ik kijk kort naar Sem, die geconcentreerd naar meneer de Groot kijkt.
Nee, ik heb het me niet verbeeld, Sem heeft het ook gezien.

'We zijn vandaag in het bos omdat we hetzelfde spel gaan doen als één maand geleden!' gaat meneer de Groot verder terwijl hij een snelle blik op Tina werpt.
'Ik zal nog even snel uitleggen hoe het ook alweer ging.
Ik verstop met mijn maatje een lintje en jullie gaan het lintje dan in tweetallen zoeken. Als je het lintje gevonden hebt, heb je gewonnen.
Lara, ga jij maar samen met Melanie.
Jason, jij mag met Hannah.
Sem, jij kan wel met Paul.
Liz met Luke.' Daarna stop ik met luisteren.
Nee, ik moet met Luke.

Nadat meneer de Groot uitgepraat is en het lintje gaat verstoppen met -natuurlijk weer- Tina, loop ik voorzichtig naar Luke.
Ik slik, dit brengt slechte herinneren naar boven. De zoen met Luke was toen we dit spel speelden, de eerste schooldag.
'Doen we weer hetzelfde als de vorige keer?' Vraagt Luke nonchalant.
Ik kijk hem vol verbazing aan en haal mijn wenkbrauwen op.
'Ik bedoel niet de zoen-, ik uhm,' zegt Luke ongemakkelijk. Luke die zich ongemakkelijk voelt. Dat zie je ook niet vaak.
'Ik bedoel gewoon dat we weer niks gaan doen,' voegt hij er uiteindelijk aan toe.
Ik laat mijn wenkbrauwen weer zakken. 'Ik dacht al,' mompel ik.

We gaan tegenover elkaar zitten, allebei leunend tegen een boom aan.
'Dus...' zeg ik om de stilte te verbreken.
'Dus,' herhaalt hij mij.
'Ik-' begin ik.
'Laten we-' zegt hij precies op het zelfde moment.
'Ga jij maar,' zegt hij terwijl hij glimlachend naar mij wijst.
'Ik wil er eigenlijk wel over praten,' ik frunnik aan mijn sportbroekje.
Ik hoor hem luid zuchten.
'Waar wil je over praten?' Ik hoor in zijn stem dat hij er liever niet over wilt praten.
Ik haal mijn schouders op en ik kijk hem nog steeds niet aan. 'Waarom heb je het gedaan?'
'Het?' herhaalt hij mij.
Ik rol met mijn ogen, 'mij gezoend.'
'Liz, ik-' Een luid gegrom onderbreekt zijn zin.
Ik schrik als ik merk dat het niet mijn grom is.
Luke staat meteen op, 'Liz, ren naar binnen,' sist hij.
'Wat?' vraag ik verbaast.
'Nu!' roept hij. Hij kijkt me serieus aan.
Ik sta langzaam op. Kort nadat ik op ben gestaan zie ik een wolf uit de struik opduiken. Hij rent met volle snelheid naar me toe. Ik kan nog net naar links duiken en de wolf klapt tegen de boom aan.
De wolf kijkt me boos aan en zijn ogen geven rood licht.
Zijn passen versnellen zich naar mij toe en ik probeer naar achter te schuiven.
Ik werp een snelle blik naar Luke. Hij kijkt ons twijfelend aan.
Ik kijk weer snel naar de wolf die meteen op mij springt. Ik pak zijn voorpoten vast en duw hem zo ver mogelijk naar achteren. Zijn bek gaat open en scherpen tanden verschijnen. Hij hapt richting mijn hoofd en ik duw hem nog steeds met al mijn kracht naar achteren. Zijn achterpoten boren in mijn benen, ik zet mijn kiezen op elkaar. Ik mag nu niet loslaten.
In een reflex brom ik boos naar hem. Ik schrik van mijn brom. Maar ik houd de wolf nog steeds vast.
Ik duw de wolf op de grond en boor mijn hand in zijn buik. Als ik mijn hand terug trek, zie ik scherpe nagels vol bloed.
De wolf laat een luid gejank horen.
Niet veel later wordt de wolf opgetild en ik kijk naar de gedaante die hem optilt.
Ik zie een groot harig wezen die op twee poten staat. Zijn vingers lijken net op behaarde worstjes met naalden. Zijn iris geeft geel licht en er loopt kwijl uit zijn mond.
Zijn gezicht is een stuk groter dan een normaal gezicht en zijn neus lijkt wel opgezwollen. Zijn zwarte haren hangen langs zijn gescheurde kleding en dan zie ik het, deze gedaante is Luke.
'Ren!' Luke's zijn stem klinkt laag en grommend.
Hij gooit de wolf tegen de boom aan en ik hoor achter me, nieuw gegrom.
Ik sta snel op en bang ren ik weg van de open plek. Ik ontwijk wat bomen en ik hoor luid gegrom en gehijg. Af en toe hoor ik een bonk. Maar langzamerhand wordt het geluid steeds zachter.
Als ik het grijze gebouw weer kan zien, durf ik eindelijk achterom te kijken. Ik zie niks, ik hoor niks en alles lijkt rustig, maar mijn hoofd bonkt als een malle. Ik houd mijn hoofd stevig vast met mijn handen. Het moet stoppen. Ik begin te grommen en ren naar de ingang van de kostschool.
Ik hoor overal stemmen en geluiden. De lift die beweegt, de stappen op de trap, mensen die zuchten, lachen of praten. Ik houd mijn handen tegen mijn oren aan. Het moet stoppen.
Hijgend kijk ik om me heen als mijn blik valt op de wc. Ik ren zo snel mogelijk naar de deur en ik trek de deur in één keer open. Ik been naar een toilethokje en draai dan de deur op slot.
Ik hoor mijn luide gehijg maar al te goed. Trillend houd ik mijn handen omhoog en ik kijk er vol afschuw naar.
Mijn handen zijn behaard mer bruine haren, mijn vingers zijn dik en misschien wel behaarder dan mijn handen. Mijn nagels, vol rode vloeistof. Hyperventilerend kijk ik om me heen. In een reflex stop ik mijn vingers in de wc pot en het water wordt langzaam rood. Ik probeer mijn handen te boenen en het lukt aardig.
Dan hoor ik voetstappen, zo luid dat het lijkt alsof iemand naast mijn oor aan het stampen is. Ik hoor harten pompen, net alsof het speakers zijn die te hard zijn gezet. Maar het kan blijkbaar nog luider.
De deur gaat open en ik hoor een aantal voetstappen en harten kloppen. De geluiden klinken harder en harder. Ik hoor elke cel door elke ader stromen. Ik hoor elke smak en elke slik. Zelfs de haartjes die tegen elkaar aanbotsen hoor ik.
'Hier kunnen we eindelijk even rustig praten.' Elk woordje klinkt als geschreeuw in mijn oren.
'Ja,' hoor ik een andere stem zeggen.
'Hij wilde dus meer, maar wat denkt hij nou? Dat ik na één keer met hem lunchen, met hem in bed duik?' Haar stem klinkt sarcastisch.
Mijn hoofd begint nog meer te bonken.
Ik hoor een nagel tegen de wasbak tikken, nog één en nog één. Het geluid klinkt piepend en hard. Geschrokken houd ik mijn natte handen tegen mijn oren en ik leun met mijn hoofd tegen de muur.
Het meisje blijft doortikken en een grom verlaat mijn mond. Stoppen, het geluid moet stoppen.
'Oh my god, hoorde je dat?' Haar stem klinkt zachter dan daarnet, maar nog klinkt het als geschreeuw.
'Laten we maar weg gaan,' ook haar stem klinkt een octaaf lager dan daarnet en ik hoor de harde voetstappen weer en de deurklink wordt overgehaald. De deur valt met een klap dicht.
'Au,' jammer ik. De geluiden doen pijn in mijn oren en als de voetstappen zacht genoeg zijn open ik mijn deur.
Ik been naar de spiegel boven de wasbak. Als ik het bloed gemengd met water ruik versnel ik mijn passen weer naar de wc, ik trek aan de hendel om door te spoelen.
Een gil verlaat mijn mond als ik de luide plons water hoor. Ik knijp mijn ogen samen en loop weer naar de wasbak. Ik steun op de rand van de wasbak en kijk langzaam in de spiegel.
Mijn oren zijn scherp en groot en mijn neusgaten zijn misschien wel tien keer groter dan ze waren. Mijn ogen gloeien weer paars en het lijkt erop dat ik bakkebaarden heb. Mijn snijtanden steken uit mijn lippen en als ik mijn mond open doe zie ik dat al mijn tanden scherper zijn, mijn snijtanden zijn alleen het scherpst en het langst.
Er zit een grote scheur in mijn T-shirt waar een bos haar uitsteekt.
Hijgend en huilend laat ik mezelf op de vloer vallen. Dit kan niet waar zijn. Wat voor een monster ben ik geworden?

De deur gaat open en weer dicht en voor ik het weet voel ik twee sterke armen om me heen.
'Sst,' sist een bekende stem.
Ik ruik bloed en zweet, maar het kan me even niks meer schelen. Hoe kan het dat dit mij is overkomen?
Ik begin te huilen in de armen en er wordt rustig op mijn rug gestreeld.

Als ik even ben bijgekomen van de schrik en mijn ademhaling weer normaal is, kijk ik op.
Ik zie Luke staan, met een grote snee op zijn arm en bloedspetters op zijn gezicht. Maar hij ziet er verder normaal uit.
'Luke,' mijn stem klinkt piepend.
'Sst, je bent alweer bijna normaal. Blijf nog maar heel even liggen.' Zijn stem klinkt lief en zorgzaam. Dit ben ik absoluut niet van hem gewend.
Na nog tien minuten in zijn armen te hebben gelegen, doe ik mijn ogen weer open. Ik zie dat Luke met één arm de deur dicht houdt en met de ander mijn wang vast heeft. Om de seconde streelt hij met zijn duim mijn wang. Ik glimlach naar hem en ik trek mezelf dan omhoog en kijk in de spiegel, gelukkig zie ik er weer normaal uit.
Dan besef ik me iets, Luke leek precies op mij daarnet.
Zijn oren, zijn mond, zijn haar. Wat was hij? Wat was ik?
Een weerwolf.
Het woord spookt even in mijn hoofd. Dat kan niet. Weerwolven bestaan niet.
Hij is een weerwolf en nu ben ik er ook één, door hem.
Nee dit kan niet toch? Maar hij zoende mij. Luke heeft dit gedaan, hij zoende mij en had toen spijt omdat hij mij had aangestoken met dit angstaanjagende virus van hem.
Ik draai me met een ruk om en kijk hem recht in zijn ogen aan. Hij voelt zich schuldig, daarom doet hij nu zo.
'Jij hebt dit gedaan,' mompel ik. Hij kijkt me niet begrijpend aan.
'Jij hebt mij aangestoken met je vieze speeksel.' Mijn stem klinkt boos en verdrietig. 'En dat is waarom je spijt had van de zoen.'
Alles lijkt op zijn plaats te vallen.
'Wat? Nee, Liz je begrij-'
'Laat me met rust!' roep ik boos terwijl ik de wc deur open doe. Ik loop naar buiten en Luke loopt meteen achter me aan.
'Ik heb je-' Ik laat Luke weer niet uitpraten.
'Laat me met rust!' roep ik weer. Dit keer kijken een aantal mensen die ook in de gang lopen om.
'Ik leg het later wel uit, als je bent afgekoeld,' snauwt hij.
Ik draai me weer om en loop de trap vervolgens op. Als ik in mijn kamer ben aangekomen laat ik me verslagen op mijn bed vallen. Ik sluit mijn ogen meteen. Dit was een lange dag.

Liz is een weerwolf?
Luke heeft Liz aangestoken?
Wat denken jullie? Is het waar?
Denken jullie dat ze ooit nog normaal kan worden?
Ik hoop dat jullie het boek tot nu toe nog leuk vinden! Als jullie tips hebben, ik hoor ze graag!

We are outsidersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu