Als ik de volgende morgen wakker word, valt mijn blik meteen op de hangmat rechts naast me. Het is leeg. Dan kijk ik naar het kamp, waar hij samen met een paar jongens van het werk zit. Ik kijk verward weg als ik een teleurgesteld gevoel krijg. Toen ik gisteravond in mijn hangmat klom, lag hij met zijn rug naar me toe. Ook deed hij alsof hij al sliep, want ik geloof niet dat hij echt al sliep. Ik kwam namelijk niet lang nadat hij weggegaan was ook hier.
Gelukkig is de hangmat aan mijn linkerkant wel bezet. 'Hé,' zeg ik tegen Thomas. Hij glimlacht licht en zegt: 'Hé. Heb je lekker geslapen?' Ik haal mijn schouders op. 'Ging wel.' Ik kan hem toch niet vertellen dat ik bijna niet geslapen heb, omdat ik maar steeds dacht aan Newt, die me aankeek met die bruine ogen van hem? Mijn oog valt op de poort, die wagenwijd openstaan. Dan kijk ik Thomas vragend aan. Hij schudt zijn hoofd. 'Ze zijn niet teruggekomen. Maar de jongens en ik gaan vandaag weer op pad.'
'En Alby?' Thomas zucht en haalt zijn schouders op. 'Nog steeds hetzelfde.. hij ligt roerloos voor zich uit te staren. Hij is nog steeds niet door het lint gegaan en sommigen van ons vragen ons af of hij misschien immuun is, maar dat weten we niet zeker. Het is te hopen voor hem dat hij niet door het lint gaat, anders.. nou ja, dat weet je wel.' Ik knik. Ja, dat weet ik wel. 'Goed, zullen we gaan ontbijten?' Ik knik weer.
Als Thomas en ik bij mijn werkgroep gaan zitten, kijken sommigen even op, maar meer niet. Mijn ogen flitsen even naar Newt, die niet naar mij kijkt. Eigenlijk heb ik geen trek, maar toch eet ik wat van het brood en neem ik een paar slokken water. Dan is het tijd om aan het werk te gaan. Thomas verzameld zich bij Minho en een paar andere jongens. Ik zwaai even zwakjes naar hem. Hij zwaait terug voordat hij samen met de jongens wegrent.
De humorloze en stille werkdagen zijn het zwaarst om vol te houden. Meestal zijn die als Thomas aan het rennen is. De enige momenten waarop er gepraat wordt, is als iemand vraagt of iemand even iets aan wil geven. Tijdens het werk kijk ik af en toe naar Newt, maar hij houdt zijn blik altijd strak op de grond gericht. Moet ik iets tegen hem zeggen? Ik zou niet weten wat. Daarom zeg ik maar niks.
Maar als ik de volgende dag bij de boom zit en hij me nog steeds niet één blik gegeven heeft, voelt het echt alsof ik er doorheen zit. Thomas is opnieuw weg om te rennen. Het enige pluspuntje van vandaag, is dat de drie jongens nog steeds niet teruggekomen zijn. En als één nacht in het doolhof te overleven valt.. Maar nee, ze kunnen de tweede nacht niet overleeft hebben. Na de hele dag zonder voedsel of water te zijn geweest? Nee, dat kan niet.
Als ik voetstappen hoor naderen, krijg ik een beetje hoop. Maar aan de manier van lopen kan ik al horen dat het Newt niet is. Als ik me omdraai, zie ik Gally staan. Gally? 'Hé, prinses. Hoe gaat het?' Ik zucht als hij naast me komt zitten. 'Ik ben geen prinses.' Als ik naar hem kijk, zie ik hem glimlachen. 'Het was maar een grapje. Je zou echt eens moeten leren hoe je sarcasme kunt herkennen.' Ik haal mijn schouders op. 'Je zou echt eens moeten leren hoe je sarcasme over kunt brengen.' Hij begint te lachen. Mijn mondhoeken trekken iets omhoog.
Dan besluit ik toch antwoord te geven op zijn vraag, maar dan met een vleugje sarcasme. 'Het gaat gewéldig, kan echt niet beter.' Hij grijnst. 'Je blijkt er wel goed in te zijn. Misschien kun je het me leren.' Ik glimlach licht. 'Misschien.' Waarom komt hij bij me zitten? Waarom praat hij met me? De hele tijd dat ik hier ben, negeert hij me. Hij heeft alleen tegen me gepraat op de dag dat ik hier aankwam, en dat is niet erg goed verlopen. Dus waarom praat hij nu wel tegen me?
'Zeg nou eens eerlijk, door wie ben je gestuurd?' Hij begint te lachen. 'Wat? Denk je echt dat ik me door iemand laat sturen?' Ik haal mijn schouders op. 'Waarom ben je anders hier?' Hij haalt zijn schouders ook op. 'Ik merkte dat degenen die met jou praten zich beter begonnen te voelen, dus ik dacht: laat ik het ook maar eens proberen.' Mijn mondhoeken krullen omhoog. 'Oh ja? Je zou toch beter moeten weten. Een groot deel van degenen die met mij hebben gepraat, kunnen het nu niet meer navertellen.'
Ik zie hem grijnzen. 'Maar er zijn twee verschillende manieren van praten. Praten en lastigvallen. Nu mag jij voor jezelf beslissen onder welke categorie ik val.' Ik haal mijn schouders op. 'Op dit moment onder de eerste.' Ik vind hem nu niet vervelend, omdat ik juist graag met iemand praat na twee stille dagen. 'Oh ja? Dat hoor ik dan ook voor het eerst,' zegt hij. 'Misschien doe je dan niet hard genoeg je best.' Hij haalt zijn schouders op. 'Misschien niet, nee. Maar ik denk niet dat je dat erg vindt.'
'Oh nee? Hoezo niet?' Hij grijnst naar me. 'Omdat je blij bent dat er eindelijk weer eens iemand met je praat.' Zijn ogen flitsen naar het kamp, waar Newt met een paar jongens staat te praten. 'Wat heb je met hem gedaan?' Ik hou me dom. 'Met wie?' vraag ik, alsof ik niet weet waar hij het over hebt. 'Met Newt natuurlijk.' Gally kijkt me vragend aan. 'Eerst lette hij constant op je en was hij constant bij je, als een waakhond of zo. En nu negeert hij je.' Ik zucht. 'Is het zo duidelijk?' Gally is wel de laatste persoon met wie ik zo'n gesprek wil hebben, maar er is niemand anders om erover te praten op dit moment.
'Oh, een klein beetje maar, hoor.' Ik rol met mijn ogen. 'Je wordt al beter.' Hij grijnst als hij meteen begrijpt dat het over het sarcasme gaat. 'Maar?' vraagt hij als ik na een tijdje niks zeg. Ik haal mijn schouders op. 'Maar niks.' Ik ga hem echt niet vertellen wat er gebeurd is. Ook al is er eigenlijk niks gebeurd. 'Oké.' Gally kijkt grijnzend naar de poort. Dan blijft het een tijdje stil, totdat ik opschrik van zíjn stem. 'Gally.' Het klinkt toonloos. 'Ha, als je het over de duivel hebt. Hoe is het, vriend?' Gally kijkt grijnzend op naar Newt.
'Je wordt verzocht om bij een vergadering te zijn.' Gally kijkt zogenaamd verrast. 'Een vergadering, oh ja? Wat leuk, die kan ik natuurlijk niet missen.' Hij staat op en kijkt Newt grijnzend aan. 'Weet je, als je niet wilt dat ik in de buurt van je meisje ben, dan moet je haar maar niet de hele tijd links laten liggen. Het is maar een tip, hoor.' Hij geeft Newt een knipoog. Dan kijkt hij mij aan. 'Ik zie je later wel weer.' Als hij wegloopt, kijk ik naar Newt. Hij kijkt naar de grond, en.. zie ik hem nou blozen? Hij draait zich om en wil weglopen, maar ik zeg: 'Newt.' Hij blijft staan en kijkt mijn richting op.
Ik klop op de plek naast me. Nu hij er eindelijk is, wil ik niet dat hij zo snel alweer weg gaat. Heel even denk ik dat hij gewoon weg gaat lopen, maar dan gaat hij toch naast me zitten. Nou ja, naast me. Er kunnen nog wel twee personen tussen. Als hij ongemakkelijk naar het gras kijkt, weet ik dat hij het ook nog weet. Dat hij er ook nog aan denkt. 'Weet je?' begin ik dan. 'Als je niet wil dat Gally in mijn buurt is, dan moet je misschien iemand anders vragen om me in de gaten te houden, nu jij daar geen zin meer in hebt.'
Newt zucht. 'Denk je echt dat ik Gally ooit zou vragen om dat te doen?' Ik haal mijn schouders op. 'Hij is best oké.' Ik zie Newt met zijn ogen rollen. 'Wat weet jij daar nou van? Je kent hem niet eens.' Ik zucht. 'Ik ken jou toch eigenlijk ook niet? En jij bent ook oké.' Hij haalt zijn schouders op. 'Het is ook niet nodig om mij te kennen. Het voegt niks toe.' Ik kijk naar het gras als ik zachtjes antwoord geef. 'Voor mij wel.' Hij zucht en dan blijft het even stil. 'Oké, wat is je lievelingskleur?' vraag ik dan.
Hij kijkt me aan alsof ik niet goed ben, maar toch geeft hij antwoord. 'Bruin. Die van jou?' Ik kijk naar het gras. 'Groen, vanwege het gras. Het heeft zo'n aparte gloed als de zon erop schijnt. Het is ook een van de weinige dingen die ik leuk vind hier. En waarom is bruin jouw lievelingskleur?' Maar hij geeft geen antwoord. In plaats daarvan vraagt hij: 'Wat vind je dan nog meer leuk hier?' Ik kan kinderachtig doen en geen antwoord geven op zijn vraag, en dat is ook eigenlijk wat ik van plan ben. Maar dan flap ik eruit: 'Jou.'
Zijn lichaam verstard even en zijn mondhoeken krullen omhoog, maar zo snel als ze omhoog gingen, gaan ze ook weer naar beneden. 'En Thomas natuurlijk,' zeg ik er dan snel achter. Ik meen het wel, maar ik schrik er zelf van dat ik meteen zei dat ik hem leuk vind. Newt kijkt me aan. 'Bruin vanwege de kleur van jouw haar en ogen,' zegt hij dan. Meteen kijkt hij ongemakkelijk weg. Ik glimlach. 'Oké, wat is je favoriete dag?' Hij haalt zijn schouders op. 'Weet ik veel.. alle dagen zijn een hel.' Ik besluit om daar niet op in te gaan. 'Voor mij zijn dat maandag, woensdag en zaterdag, omdat het dan wasdag is. Ik voel me een stuk beter als ik schoon ben.'
Hij gaat er niet op in. Ik probeer een nieuwe vraag te bedenken. 'Ik heb er een. Wie is je favoriete persoon in het kamp?' Ik verwacht dat hij "Tommy" zegt, maar hij zucht, kijkt me aan en zegt: 'Doe je dit nou expres?' Ik frons. 'Wat?' Waar heeft hij het over? Als Newt opstaat, zeg ik: 'Waar ga je heen?!' Hij zucht opnieuw. 'Ik kan het niet, oké? Vanaf nu zal ik.. misschien dat..' Maar hij maakt zijn zin niet af en hij loopt weg.
Wat bedoelt hij met "Ik kan het niet"? Ik kijk hem na als hij wegloopt. Meteen voel ik me een stuk eenzamer. Waarom doet hij zo raar tegen me? Waarom doet hij zo.. afstandelijk? Ik wil helemaal niet dat hij weggaat. Ik wil helemaal niet dat hij niet meer bij me is. Doe ik iets verkeerds?
Ik voel me pas weer een klein stukje beter als Thomas en de anderen terugkomen.