2.1. Nog 30 dagen

64 13 1
                                    

Vey liep de school uit. Haar stok tikte op de tegels en ze neuriede een melodietje maar de stem van Yusra sneed dwars door haar gedachten heen.

"Vey, ik-," begon ze, maar haar stem trilde als een rietje. Vey gaf haar geschrokken een knuffel en voelde toen hoe warme tranen haar hals inliepen. Ze hield haar beste vriendin geschrokken een stukje van haar af en veegde de tranen van haar wangen.

"Wat is er?" vroeg ze. Yusra snikte zachtjes en klonk heel geschokt.

"R-Robine. Ze is dood gevonden. Neergestoken, vertelde de mentrix," huilde ze. Vey verstarde, maar ergens voelde ze geen verbazing. Het was gisteren gebeurd. Ze wist het al sinds Yusra vertelde dat Robine ontbrak. Schuldgevoel kwam op, haar nagels boorden zich in haar handpalmen.

Yusra huilde nog steeds en Vey knuffelde haar, haar vertellend dat het allemaal goed kwam. Ze nam haar vriendin mee naar de weg, maar kon toen de auto niet vinden, totdat Yusra haar meetrok. Yusra liet zich op de bijrijdersstoel vallen en verborg haar gezicht in haar handen, terwijl ze nog steeds zachtjes snikte.

"Had je een sterke band met Robine, omdat je zo geschokt ben?" vroeg Vey zachtjes. Yusra keek op, haar ogen waren rood, maar er straalde nu vooral onbegrip en verdriet uit, ongeloof was ook duidelijk af te lezen.

"Ze is- was mijn klasgenoot, Vey. Tuurlijk schokt dit me. Hoe zou jij het vinden als er iemand uit jouw klas opeens weg zou zijn, dood door een steekpartij?" Vey haalde haar schouders op. Het schuldgevoel was weg en haar hoofd tolde. Het maakte haar niet meer uit, dat Robine dood was, door haar schuld.

Robine had het verdiend.

Met een schok besefte Vey wat er gebeurde. Ze rende weg van de auto, struikelde en belde toen haar moeder. Haar ademhaling was snel en ze was bang. Ze vocht tegen de neiging die haar leek over te nemen en belde haar moeder.

"Mama, kan je me komen ophalen," sprak ze, proberend haar stem rustig te houden, maar een trilling was duidelijk hoorbaar en opeens welden ook tranen in haar ogen op, waarna ze zacht snikte. Haar moeders stem was rustig en lief toen ze antwoordde.

"Ik kom eraan lieverd, vertel me zo maar alles. Is dat goed?" Vey zei met trillende stem 'ja', waarnaar een lange piep klonk, haar moeder had opgehangen. Vey's benen trilden, maar ze liep naar Ushra toe, die moest ze nu steunen, terwijl haar eigen geest met de rest van haar in strijd was. Ze sloeg haar armen om Ushra heen en trok haar zacht mee naar de grond, waar ze door haar haren streelde en bad dat haar moeder snel zou komen.

"Vey!" De stem van haar moeder galmde over de straat. Vey tilde haar gezicht op naar waar de stem vandaan kwam en tranen sprongen in haar ogen toen ze het getik van haar moeders hakken op de vloer hoorde en al snel haar warme armen om haar heen voelde.

"Wat is er aan de hand?" vroeg ze aan Vey, maar Vey kon geen zinnig woord meer uit haar mond krijgen, alleen maar snikken. Haar moeder sloeg haar armen om haar en Yusra heen en zo zaten ze met z'n drieën op een schoolplein, waarna haar moeder de twee twee meenam naar haar auto.

* * *

"Red je het alleen?" vroeg Veys moeder lief aan Yusra. Die was gestopt met huilen, maar klonk alsnog alsof ze elk moment in tranen kon uitbarsten.

"Ja, mijn moeder komt zo thuis," zei Yusra, waarna ze wilde weglopen, het paadje op naar haar huis, maar Vey pakte haar pols vast en ze trok Yusra in een knuffel. Ze rook Yusra's shampoo, samen met een licht parfum wat ze altijd droeg en streek zachtjes over haar haar. Hierna liet ze Yusra los en hoorde ze hoe de voetstappen zich van verwijderden. Haar moeder trok haar terug de auto in, het leer was warm onder haar benen.

Haar moeder zette een muziekje aan, de klanken galmden door de auto, maar Vey hoorde ze niet. Alles leek om haar heen te vervagen, iets leek tegen haar aan de duwen, het voelde alsof iemand met een hamer op haar schedel sloeg, een bonzende pijn aan de binnenkant van haar schedel maakte denken haast onmogelijk.

Vey staarde uit het raam, ze leek rustig, maar in haar hoofd was veel meer gaande dan dat je kon vermoeden. Het voelde alsof tentakels haar bewustzijn wilden wegtrekken, zodat iemand anders haar kon vervangen, maar ze bleef weerstand bieden.

"We zijn er," zei haar moeder. Vey stapte uit, haar benen bibberden, maar ze bleef staan, waarna ze haar hand uitstak en het gladde oppervlak van haar blindegeleidestok voelde. Ze liep het paadje op naar haar huis en wachtte toen tot haar moeder de deur opende, terwijl de hoofdpijn steeds meer toenam en een stem tegen haar leek te schreeuwen.

"Mam, ik ga naar boven," zei ze. Haar moeder gaf haar een knuffel, Vey kon bijna haar bezorgdheid voelen, maar ze gaf haar dochter ruimte, na alles wat er was gebeurd vandaag. Ze woelde even door haar zwarte haren en glimlachte toen ze de blauwe lokken aan het eind zag. Een haarlok viel over Veys ogen en haar moeder streek hem weg, heel even was de blik in haar ogen niet als die van Vey, maar als die van iemand anders, een vreemde.

"Doe voorzichtig," zei haar moeder zacht, waarna Vey zich omdraaide en de trap op stommelde. Ze had al zo vaak de trap opgelopen, dat ze precies wist hoe ze moest lopen, elke stap was precies op de trede, altijd kraakte het hout op dezelfde manier, altijd voelde het gladde, geverfde hout van de leuning hetzelfde, maar nu voelde alles anders, omdat zij anders was.

Vey liet zich op haar bed vallen en greep met beide handen naar haar hoofd. "Nee," fluisterde ze, maar op dat moment moest ze haar stille verzet opgeven. Ze verloor elk besef van tijd, terwijl ze haar stille oorlog verloor.

Langzaam kwam Vey overeind. Haar hoofd deed nog steeds pijn, maar het bonzen zwakte steeds meer af. Ze ging overeind zitten op haar bed en glimlachte. Alle spanning en al het schuldgevoel was weg, het leek net alsof ze het niet meer voelde, alsof ze iemand anders was.

Ze rommelde tussen haar spullen op haar bureau en vond daar al snel wat ze vond, een stuk papier en een pen. Ze pakte de pen vast en schreef vijf namen op het papier. Ze zag niet hoe ze de namen schreef, ze stonden niet tussen de lijntjes, schuin over het papier, de letters waren niet allemaal even groot, maar alsnog was het goed te lezen.

Achter één van de namen zette ze een kruisje, terwijl een wrede glimlach om haar mond speelde. Ze streepte de naam door, eerst rustig en licht, maar al snel verloor ze haar zelfbeheersing en trok ze dikke strepen van inkt dwars door de naam heen, ze duwde zo hard op de pen dat het papier scheurde.

"Dood," fluisterde ze, haar glimlach was euforisch, maar ook o-zo wreed. Een giechel ontsnapte uit haar mond, meisjesachtig, maar dat was juist hetgene wat het zo eng maakte. "Dood," zong ze zachtjes voor zich uit. Ze hield van het woord, ze hield van de manier hoe het over haar tong rolde en hoe de klanken over haar lippen kwamen.

Ze stond op van haar bureau, tilde het matras van haar bed iets op en pakte hetgene wat onder het donzige matras lag. Het lemmet was koud, ze rook de geur van bloed en glimlachte bitter, waarnaar ze het papiertje om het mes wikkelde en het weer weg stopte.

"Eén dood, nog vier te gaan," fluisterde ze en een kleine glimlach gleed over haar gezicht.

GlasschervenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu