Iedere avond

620 22 6
                                    

Ik vraag het me de laatste tijd steeds vaker af: komt het ooit nog? Dan lig ik s'avonds als ik ga slapen weer met mijn ogen dicht in een leeg bed. Ik vraag me dan af of ze ooit naast me zal liggen in dit bed. Of dat ik in haar bed zal liggen. Of misschien wel in een nieuw bed in een andere kamer. Of in een ander huis. Ik vraag me dan af of zij en ik ooit samen zullen zijn. Echt samen zullen zijn.

Er zijn al zoveel jaren verstreken. Zijn er niet te veel jaren verstreken? Is ons moment niet al geweest? Zijn we al voorbij het punt dat wij nog iets kunnen worden? Er zijn zoveel vragen en zo weinig antwoorden. Ben ik misschien al te laat? Ben ik dan net te laat of ben ik al jaren te laat? Ergens weet ik het antwoord al. Ja ik ben al jaren te laat. Te laat in de zin van dat ik al veel te lang op me heb laten wachten. Maar echt en definitief te laat is het nog niet. Er is nog steeds hoop.

Ik heb geprobeerd antwoorden te krijgen op mijn vragen. Het is me vooralsnog niet gelukt. Poging na poging ging het fout. Het moment moet gewoon perfect zijn. Mijn standaard voor perfect is met de pogingen gedaald. Van een uitgebreid gekookte maaltijd met een chique gedekte tafel, tot enkel een simpel glas chocomel. Ieder op zijn eigen manier perfect.

Misschien bestaat het perfecte moment helemaal niet. Misschien moet ik gewoon nu uit mijn bed stappen en bij haar aankloppen. Haar zoenen of op een knie gaan. Haar eindelijk de liefde verklaren. Alhoewel, is dat wel nodig? Weet ze niet al lang wat ik voor haar voel? Ze hoeft maar in te stemmen en het is gebeurd. Of denkt zij er hetzelfde over bij mij?

Waarom hebben wij de dingen zo moeilijk gemaakt? Waarom delen we alles met elkaar en tegelijkertijd helemaal niks? Waarom trekken wij elkaar aan en stoten we elkaar dan weer af? Waarom zijn we allebei bang? Waarom hebben we beiden bindingsangst en daarmee ook verlatingsangst? Waarom hebben wij elkaar al, maar eigenlijk ook helemaal niet. Waarom kan niks makkelijk gaan bij ons?

Ik kan me er iedere avond uren mee bezig houden. Tot ik er pijn van in mijn hoofd krijg. Tot ik er pijn van in mijn ledematen krijg. Tot ik er pijn van in mijn hart krijg. Mijn hart dat wonder boven wonder nog steeds het bloed door mijn lichaam pompt. Dat proces maakt mij dan weer rustig. Het hart dat ik ritmisch kan horen kloppen, kan voelen kloppen. Mijn hart dat alleen nog maar klopt door haar en voor haar.

Wanneer ik weer rustig word en minder begin te woelen in mijn bed, gun ik mezelf de ruimte om wat te dromen. Nog niet echt dromen, maar dagdromen met mijn ogen dicht. Dagdromen maar wel in de nacht. Ik probeer mezelf te overtuigen dat het wel goed komt. Ik probeer in mijn hoofd te visualiseren hoe het zou zijn. Hoe het zou zijn als ik alles had dat ik wilde.

Ik visualiseer dan hoe ze naast met ligt. Slapend of dagdromend, soezend. Hoe mijn vingers haar gezicht zullen strelen. Het gezicht dat er ontspannen en genietend uit zal zien: haar wangen die op dat moment minder ingevallen zullen lijken, haar voorhoofd die dan minder denkrimpels zal tonen, haar prominente jukbeenderen die dan minder scherp zullen lijken, haar lippen die niet licht getuit zullen zijn, haar wipneusje die perfect hetzelfde zal zijn en haar gesloten oogleden die aangeven dat ze me volledig vertrouwd.

Ik visualiseer me dan hoe mijn handen door haar bruine lokken zullen gaan. Hoe ik ze zacht kam met mijn vingers. Hoe mijn handen daarna afzakken naar haar lichaam. Niet op een seksuele manier maar op een liefdevolle manier. Mijn handen strelen dan vederlicht over haar armen. Mijn vingers zullen de lijntjes van de vlinder op haar linker schouderblad volgen. Mijn vingers zullen zachtjes over haar buik kriebelen. Ze wordt er helemaal loom van waarna ze langzaam in slaap zal vallen.

Vaak val ik terwijl ik dit visualiseer zelf ook in slaap. Dan ben ik weg naar dromenland. Sommige keren haal ik het wel om me te visualiseren hoe zij mij zal aanraken. Hoe haar vingers ook mijn gezicht zullen aanraken terwijl ik slaap, aan het dagdromen ben, aan het soezen ben. Dan kan ik bijna haar aaiende duim op mijn mijn slaap voelen dat overgaat in mijn haar, of de bovenkant van mijn wijsvinger op mijn wang.

Ik voel dan bijna hoe haar lossen haren in mijn nek kriebelen. Hoe haar dunne vingertjes voorzichtig met mijn grijze borsthaartjes spelen. Hoe een van haar zachte slanke benen zich tussen de mijne zal wurmen. Bijna lijkt het alsof ze er echt is. Dat ze echt met haar hoofd op mijn borst ligt. Dat ze mijn hartslag ook kan horen, kan voelen.

Slecht enkele keren haal ik het om te visualiseren over de ochtenden zonder dat ik ervoor al in slaap ben gevallen. Dit is vaak op avonden dat ik me extra zorgen maak. Dan is de drang om haar bij me te hebben te groot. Mijn visualisaties beginnen vaak onschuldig. Ze beginnen dat ik eerder wakker ben dan zij. Hoe ik haar uren kan aanstaren waarna ik haar toch maar besluit wakker te maken. Een zachte aai over haar wang, het zacht uitspreken van haar naam, een zachte kus in haar hals.

Een keer is het gebeurd dat mijn visualisatie niet genoeg was, dat het over ging in een fantasie. Een fantasie die ik ook een keer heb mogen beleven. Misschien heb ik wel te veel fantasie over gehouden aan die ene keer. Ik visualiseerde dat ik haar zachtjes wakker kuste. Ik had nog controle over wat mijn hoofd zich probeerde in te beelden. Maar toen besloot mijn hoofd verder te fantaseren. Ik fantaseerde dat ze me terug kuste. Een kus dat al snel overging in een uitgebreide en gepassioneerde zoen. Een zoen dat uitmondde in het bedrijven van de liefde. Niet alleen zacht en liefdevol zoals mijn visualisaties, maar gepassioneerd, vurig, echt. Mijn fantasie kende geen grenzen meer.

Ik voelde me er schuldig over achteraf. Ze is geen voorwerp. Ik respecteer haar. Maar fantaseren mag toch? Zou ze het zien als een compliment? Is het fantaseren als het eerder al is uitgekomen? Is deze fantasie niet gewoon stiekem hopen tot herhaling in de realiteit? Is het niet een subtiel vervormde herinnering? Het enige dat echte fantasie was, waren de dingen die ze toen zei. Die ze toen bleef herhalen. Ik vind je leuk, je bent schattig, je bent lief, ik heb je gemist, ik vind het fijn met je, schat, liefje, Floris. Ik weet het, misschien een beetje ver gezocht, maar fantasie kan je niet sturen. Hetgeen dat waarschijnlijk nog wel het verste gezocht was, waren die 4 woorden die ze uitsprak. Nee, niet een keer. Ook dat bleef ze herhalen, misschien nog wel het vaakst van allemaal. Ik hou van je, ik hou van je, ik hou van je, ik hou van je, ik hou van je, ik hou van je, ik hou van je, ik hou van je.
Ver gezocht, maar blijkbaar niet zo ver. Het was zo gemeend, zo vol gevoel, zo reëel, zo echt.

Iedere avond hoop ik dat ze ooit naast me zal liggen. Iedere avond hoop ik dat ze naast me zal slapen. Iedere avond hoop ik dat ik verliefd naar haar mag kijken. Iedere avond hoop ik dat ik haar mag aanraken. Iedere avond hoop ik dat ik haar mag aaien, strelen, kussen, liefkozen. Iedere avond hoop ik dat ik op een een dag echt van haar mag houden. Maar boven alles, hoop ik iedere avond dat ze ook van mij houdt.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Jul 17, 2020 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

Kort maar krachtigWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu