Hoofdstuk 3

62 5 21
                                    

Brindy

Elodie jaar 414

"Niet vallen, niet vallen, alsjeblieft, niet vallen." Brindy's ogen traanden, maar ze durfde niet te knipperen. Hij stond zo hoog, stel dat hij viel? Niet dat haar onwil om te knipperen ook maar iets zou helpen wanneer hij wel zijn houvast verloor, maar toch wilde ze geen tel missen.

De jongeman had niets door, natuurlijk niet, hij wist niet eens dat zij hier stond. Zijn mond stond lachend en hij riep iets naar zijn leermeester die lager op het dak bezig was.

Die leermeester was haar vader en om hem maakte ze zich niet zoveel zorgen. Constructor Roy had al zoveel meegemaakt, die viel heus niet van een suf dak. Lior, daarentegen, was zo onbezonnen als een kleuter. Hij was geweldig goed in wat hij deed, anders had hij ook geen leerplaats gekregen bij haar vader, maar hij was altijd zo zelfverzekerd en op een dag – dat wist ze zeker – zou dat een ongeluk veroorzaken.

Haar oog ving haar vaders blik en meteen klemde ze haar lippen op elkaar. Ze was weer aan het prevelen geweest.

"Maak je geen zorgen, Brin, hij weet echt wel wat hij doet."

Met vuurrode wangen rende ze weg. Was ze zo doorzichtig? Had ze maar niet moeten staan kijken. Ze rende net zo lang tot ze het hoogste, meest afgelegen plekje vond van het paleis waar ze op dat moment waren: de westelijke toren. Van daaruit kon ze niet meer zien wat er gebeurde op het dak waar de renovaties werden uitgevoerd.

Wat ze wel kon zien was het marktplein verderop, het was vroeg op de dag en nu al stonden er rijen. Haar moeder zei regelmatig dat de markt eigenlijk te groot werd voor het plein. Er woonden inmiddels zoveel Eloden in Gard dat het dringen was voor de kramen van de vele bakkers en telers die hun koopwaar aan de man brachten. Ze wist dat grootvader Roylen en oom Navid daarom besprekingen hielden met de hare over het verplaatsen van de markt naar een nieuw deel van het hoofdresid.

Misschien moest ze naar beneden gaan, zich mengen in de menigte, afleiding zoeken bij de kramen. Er was er één die ze al een tijdje wat langer wilde bekijken.

Op de kamer van haar nichtje Irmina stond sinds kort een immens poppenhuis. Het was al generaties in de familie en intussen dringend toe aan een renovatie. Een Tagmaraanse verkoper had sinds een paar weken een kraam op de markt en verkocht repen stof die ze nog nooit gezien had. Geheel biologisch, maar zo zacht en glanzend dat ze zich niet kon voorstellen hoe dat van een plant kon komen.

Nog heel even genoot ze van het uitzicht. De rivier in de verte schitterde in het licht van Sol en de heuvels rondom het resid glooiden in verschillende tinten groen. De vorige dag had het geregend en voor haar gevoel straalde het gras daardoor nog levendiger. Vanaf dit punt kon ze haar huis niet zien, maar ze wist in welke richting het lag. Gard was vele malen groter dan Dibon, het resid waarin ze was opgegroeid. Sinds een half jaar woonde het hele gezin echter in het hoofdresid, omdat het dak van het paleis aan vervanging toe was en niemand beter was in zijn vak dan haar vader.

Twijfelend of ze nog een keer zou gaan kijken liep ze langzaam de trap af. Lior was niet de enige leerling die meewerkte aan de werkzaamheden en haar vader niet de enige constructor. Het waren echter wel de enige twee waar zij aandacht voor had.

---

Halverwege haar afdaling werd ze in gedachten geroepen. "Brin?"

Haar broer.

"Ik ben in de toren," zond ze terug.

"Angsthaas."

Ze negeerde zijn scherts en sprong de laatste twee treden omlaag, voordat ze de geheime deur opende die uitkwam op de grote zaal. Omlaag kijkend naar de schildering op de vloer van een deel van Elodie, liep ze dit keer de route van het begin van de rivier Marin, langs de grens van het oude meer Zena, voordat de ramp er een zee van had gemaakt. Bij Wonne sloeg ze af naar links, tot ze ten hoogte van Gard was, van daar huppelde ze in een rechte lijn naar de deur aan de andere kant van de zaal.

De Nieuwe Wereld 9: Ora Neova (GEPUBLICEERD)Where stories live. Discover now