Proloog

13 2 1
                                    

Mijn voeten begaven zich moeizaam door het dikke verse sneeuw, terwijl mijn ogen geen enkele aandacht hadden buiten voor mijn nieuwe schoenen, die bovendien zelf gekocht waren. Met mijn eigen geld. Trots glimlachte ik en bukte nog even om ze te bestuderen, waarna ik weer opstond en rustig verder wandelde zonder enige haast. Ik had toch nergens om naartoe te gaan. De bomen waren lang en slank, wat me liet denken aan hoeveel concurrentie er onder hen was voor het licht dat maar de helft van de tijd scheen. En hoewel het onnozel klonk, wilde ik ook even concurrentie, voor wat dan ook. Ik voelde me eenzaam en wilde iemand om een wedstrijdje mee te rennen, of schaar-steen-papier mee te spelen. Zelfs vechten voor het zonlicht, dat op dat moment nergens te vinden bleek, klonk leuker dan waar ik nu mee bezig was. Ik had naast wandelen echt niets te doen. Huilen kon ik ook doen. Tegen mijn zin werden mijn ogen waterig en belemmerde me mijn nieuwe schoenen te bekijken. Ik wreef in mijn ogen, omdat ik niets anders wist om het wenen te bestrijden. Ik was zielig. Toen ik mijn ogen eindelijk in tact kreeg, zag ik in de verte een kleine rode stip. Mijn eerste bedenking was een colablikje, maar toen ik dichterbij kwam, bleek het een ander soort afval te zijn. Er zat een klein kindje ineengedoken in een rode jas en hij scheen niet te bewegen. Ik gokte dat hij even oud was als mij, maar een beetje depressiever. Zijn haar was wel heel mooi, blond en warrig op een aantrekkelijke manier, en zijn schoenen leken nieuwer dan die van mij. Zelfs zijn enorme jas was fancy, ondanks het feit dat het felrood was. Na een paar minuten achter hem te staan en hem te bestuderen, besloot ik om naast hem te gaan zitten. Enerzijds had ik medelijden met hem, hij zag er niet zo gelukkig uit, maar anderzijds was ik er zelf gelukkig van geworden. Zo eenzaam was ik niet. Zonder te beseffen dat er een kleine glimlach was verschenen, vroeg ik wat hem scheelde. Hij hief zijn hoofd voor de eerste keer op en keek me met betraande ogen aan. Zijn felgroene ogen straalden meer verdriet uit dan ik verwachtte en doordat zijn mondhoeken naar beneden gericht waren, zette ik zelf ook een droevig gezichtje op. "Wat is er?" vroeg ik deze keer stiller. Hij veegde met zijn handschoen de opgedroogde tranen van zijn zachte wangen en antwoordde bijna onhoorbaar: "Mijn mama is weg."

Was hij misschien verdwaald? Achtergelaten zoals Hans en Grietje?

"Waar naartoe?" vroeg ik, verwachtend dat hij een richting zou uitwijzen. De tranen sprongen hem opnieuw in de ogen, terwijl hij moeizaam "dood" uitbracht. Met mijn mond vol tanden zat ik daar. Minstens drie minuten lang, niet wetend wat te doen. Ik wist niet wat ik met hem aan moest. Wat nu? Zou ik rustig opstaan, weggaan en doen alsof ik er nooit ben geweest? Omdat ik aannam dat als je iets gemeens deed, je iets slechts terug zou krijgen, bleef ik zitten. Bovendien had ik nergens om naartoe te gaan. Na een tijdje geaarzeld te hebben, knuffelde ik hem. Dat was mijn beste en gemakkelijkste optie. Hem in de vijver gooien was de tweede gemakkelijkste optie. Omdat ik liever wilde voorkomen dan ik eigenlijk was, streelde ik ook nog zijn zachte haren. Zo zaten we een tijdje, zowel hij als ik niet wilden loslaten. Mijn hand raakte vermoeid door het strelen en ik duwde hem een beetje van me af -hij wilde écht niet loslaten-.

"Waar is je vader?" vroeg ik, niet uit nieuwsgierigheid, maar uit verveling. Hij leek al gemakkelijker in zijn vel te zitten en antwoordde luchtiger: "Hij is thuis, geloof ik."

"Waarom ben jij niet thuis?"

"Ik haat thuis. Papa denkt alleen aan mama en ziet mij en Fien niet. Fien is de hele tijd aan 't huilen en ik weet niet wat ik met haar moet doen."

Hij had dus nog een zusje... Of een broertje. Misschien was Fien een jongensnaam...

"Waarom ben jij niet thuis?" vroeg hij.

"Ik heb niemand thuis om me daar thuis te voelen." Ik wilde niet luidop zeggen dat mijn beide ouders gestorven waren, zodat ik niet opnieuw zou beginnen huilen. Hij keek me meelevend aan en wendde zich naar voren. "Gestorven? Of hatelijke mensen?"

Anti VampiraWhere stories live. Discover now