Hoofdstuk 2

32 1 1
                                    

2.

Om zes uur wekt mijn wekker mij, zodat ik kan gaan hardlopen. Met tegen zin kleed ik me om en sluip in mijn hardloopkleding naar de deur.

Ik mag Sarah niet wakker maken, ze is de rust nodig. Voor al na wat er gisteren allemaal is gebeurd. Dat van Jo is toch echt een vermoeiend iets voor Saar. Het bezorgt haar ten slotte veel stres.

Dus zo zacht als ik kan doe ik de deur achter mij dicht en begin met een zachte jog door de gangen en trappen. Langzaam begin ik buiten harder te joggen en uiteindelijk ben ik aan het hardlopen.

"Ren!"

"Ren maar weg voor je problemen!"

"Wij blijven!"

"We gaan toch niet weg!"

"Wij zijn voor altijd!"

Na ongeveer een half uurtje zie een het pad van het parkje naast het hotel. Roekeloos volg ik het donker, onbekende weggetje. Al snel kom ik erachter dat het me langs een meertje leidt.

Het uitzicht is prachtig. Dan bedenk ik me dat dit een mooie plek is voor mijn training. Ik moet ten slotte flink afvallen. Als ik er tenminste mooi uit wil zien.

Na een korte training begin ik tegen een boom aan te vechten. Stoten, hoeken, trappen en knietjes. Van alles gooi ik in de strijd tegen de boom, die toch niets voelt of terug doet. Ik voel daar in tegen wel degelijk pijn. De boom is hard en met elke klap en trap heb ik er een blauw, paarse tint bij.

'Je vecht tegen een boom', merkt een stem op.

Als ik opkijk, zie ik mijn eerste tegenstander van gisteravond. Mijn hand schiet naar mijn zij waar verband omheen is gewikkeld. Het laatste gevecht van gisteren liep niet zo goed af als de eerste.

'Wat doe jij hier?' Vraag ik vals.

Mijn blauwe plekken beginnen te branden, maar toch blijf ik doorgaan met het vechten tegen de boom. Alsof hij er niet is, wil ik weg joggen.

'Ik ben Finn', stelt hij zichzelf voor. 'Je vader heeft me gestuurd.'

Finn geeft mij een envelop en kijkt me vriendelijk aan. Verbaasd staar ik van hem naar de envelop en zie het handschrift van mijn vader.

Nieuwsgierig pak ik de envelop aan van Finn. Zodra ik de envelop open maak, zie ik er geld in met een briefje. Tweehonderd euro, om precies te zijn.

"Pappa's engeltje,

Gisteren heb je keurig gevochten, ook al was het niveau van de jongens ver onder die van jou. Je bent zelfs neergestoken! Dat heb ik niet gewild, alleeb ik mag mijn liefste engeltje pijn laten voelen.

Vanavond ga je op het gala van Seth weer vechten. Ik weet dat je vrijwillig voor me gaat vechten, want ik kan je moeder nog steeds ophalen binnen een paar minuten. Aangezien jij dat nooit zal willen, moet je maar vechten voor mij. Verdien je ook nog wat mee. Meer dan met je baantje van Starbucks.

Ik zie je vanavond wel vechten,

Liefs,

Pappa."

Wat wilt hij van me? Hij wilt dat ik vecht. Waarom? Daar verdient hij beel geld mee. Ik weet van Wessel dat tweehonderd euro niet het volledige bedrag is. Er is meer, maar dat heeft mijn vader. Hij gaat geld met mij verdienen en dat weet hij. Daarom heeft hij mij gekozen.

Waarom ook niet? Ik ben goedkoop en als ik niet genoeg verdien, kan hij me doorverkopen als seksslaaf. Dan heeft hij alsnog veel geld.

Mijn pa was nooit de liefste, niet na mijn vijfde. Toen begon hij zijn ware kleuren te laten zien aan mijn moeder. Maar ik was slim, ik wist dat er iets niet klopte.

Pappa's EngeltjeWhere stories live. Discover now