Hoofdstuk 1

296 25 7
                                    

"Ga je mee naar achteren?"

"Wat? Voor de pauze? Waarom? Iedereen is voor."

"Niet iedereen ..." Meri staart naar haar voeten en probeert een zin te bedenken die haar niet als een idioot zal bestempelen in de ogen van haar collega. Misschien moet ze gewoon alleen gaan.

"Oh wacht, dit is toch niet om – Ach, toe, Meri, niet nog steeds."

"Alsjeblieft, Liz, gisteren keek hij naar me en echt, ik dacht dat mijn hart stilstond. Ik wil gewoon ... alleen maar weten of het iets is. Alsjeblieft, jij bent de enige die me niet meteen verlinkt aan de rest."

De blik in Liz' ogen zegt dat die mogelijkheid nog steeds bestaat, maar het ophalen van haar schouders is voor Meri een overwinning. "Dank je, dank je, dank je. Ik beloof het, alleen vandaag nog."

"Ja, ja. Tenzij hij je natuurlijk meteen openlijk zijn liefde verklaart, dan zit je daar voortaan elke dag."

Een giechel ontsnapt uit Meri's keel en ze kucht. Het laat meteen zien hoe zenuwachtig ze is. Het is ronduit belachelijk, maar ze kan het niet helpen. Ze is drieëntwintig en echt wel eerder verliefd geweest, regelmatig zelfs. Dit is vast de zoveelste bevlieging en als hij straks geen enkele aandacht aan haar besteedt, zal ze hem zo weer vergeten.

Het is de 'stel dat' die haar nu zo gek maakt. Stel dat hij straks weer zo naar haar kijkt, stel dat er wel een potentie is voor meer. Stel dat hij zelfs iets tegen haar zegt. Haar hart klopt nu al in haar keel, het moet niet gekker worden. Ze hangt haar witte laboratoriumjas over de leuning van de stoel en kijkt haar collega dan verwachtingsvol aan.

"Wat?"

"Ga je zo naar buiten?"

"Ik ga altijd zo eten, is er wat mis mee?" Uitdagend zet Liz haar handen op haar heupen. De witte jas geeft haar een zeer wetenschappelijk uiterlijk, zeker in combinatie met de bril op haar neus.

"Ik wil juist niet zo erg opvallen," verzucht Meri. Ze haalt diep adem, wappert haar handen voor haar gezicht, negeert Liz en loopt met haar lunchtas naar de achterkant van de zaal waarin ze aan het werk waren.

De stoffige stilte van buiten is een welkome afwisseling op het monotone gezoem van de laptops en, lager in het gebouw, de destillatiemachines. Het geluid van de enorme verhittingsmodules zijn zo alomtegenwoordig, dat het al niet eens meer opvalt. Meri is blij dat ze op de begane grond werkt en niet lager. Soms wordt ze al kriegelig doordat de SD-kaart in haar laptop iets harder zoemt dan normaal. Luk-Oie is een stille planeet, maar natuurlijk moet zij weer vastzitten aan het meest luidruchtige gebouw in de wijde omtrek.

Elke dag vertelt Liz haar dat het heus wel went, zij is er tenslotte al een jaar. De tien dagen dat Meri nu op de zandplaneet is, hebben haar er enkel van overtuigd dat ze net zo goed op aarde had kunnen blijven. Van de ruimtereis heeft ze ook al niets meegekregen. In een baan om de aarde in cryo, bij Luk-Oie eruit.

De buitendeur knelt een beetje, er zit vast zand tussen de scharnieren. Overal is zand. Het zit standaard in je haar, of je nou buiten geweest bent of niet. Meestal dringt het door tot in de onderste laag kleding die ze draagt en regelmatig breekt ze haar kiezen over een laag korreltjes die hun weg hebben gevonden tot in haar lunch. Maar ja, zand is juist de reden dat de mensheid heeft besloten een onderzoeksfaciliteit op te zetten op deze wereld. Dus ontlopen kan ze het niet.

Haar ogen scannen onmiddellijk het terras, is hij er? De muur die rondom het grootste deel van de faciliteit loopt en aan de voorkant het zicht op de woestijn onttrekt, stopt hier aan weerszijden van een perron. Voorbij de rails die redelijk hoog boven het zand uitsteken, strekt zich een eindeloze zee van zand uit. Meer is er eigenlijk niet te zien.

Zilverzand (GEPUBLICEERD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu