Hoofdstuk 4, het bombardement.

125 4 0
                                    

Uiteindelijk viel heel de zaal in slaap en werd het langzaam rustig, ik zag Petra rechtop zitten in haar bed en klom naar haar toe. 'We moeten hier inderdaad weg,’ we bedachten een plan en glimlachend kroop ik terug naar mijn bed. Die volgende dag werd ik ruw gewekt door een man, 'meekomen!'

Ik werd door de gang geduwd en kwam in een kantoor, de man die ons uit huis had gehaald zat lachend achter zijn bureau. 'Jood, je ouders zijn gevonden. In auswitch, ja vader is zo dom geweest om over het hek te klimmen. 600 volt die door zijn lichaam schoot, heeft hem vermoord,’ de man begon hard te lachen. Huilend zakte ik ineen, 'je moeder is direct gaan douchen.

Lachend werd ik in onze zaal gegooid die helemaal leeg was.

'Hé, waar is mijn zusje! Laat me naar haar toe!' Huilend plofte ik op bed.

Pas 's avonds laat kwam de groep terug, ik had niks kunnen doen behalve liggen denken en wachten, wachten tot ik eindelijk mijn zusje weer zag. Meteen rende ze op me af en gaf me een knuffel, 'ik heb zo’n honger,' jammerde ze. Petra keek me schuldig aan en fluisterde zachtjes: 'ze heeft een halve boterham op en een paar happen soep, meer was er niet.’ Dankbaar gaf ik haar een knuffel, 'je had haar ook niks kunnen geven'.

Al snel ging de deur open en werd de pan neergezet, ik rende er op af en schepte mijn kom goed vol. Ik hoorde mensen minachtend over me praten, maar ik liet mijn zusje snel drinken, en ik dronk het laatste beetje op. 'Volgende,' zei ik glimlachend, de kom werd uit mijn handen gegrist en al snel was de pan helemaal leeg. Ik haalde uit de zak van mijn pak een oude boterham en gaf hem aan mijn zusje, hij was snel op. Schuldig keek ze me aan, 'jij wou ook.’

'Tuurlijk niet lieverd, ik heb liever dat jij sterk blijft,’ ik klom bij Petra op bed en vertelde haar wat er die ochtend allemaal gezegd was. Ze keek me met tranen in haar ogen aan, ze trok me toen stevig naar zich toe en knuffelde me lang. Ik barstte in huilen uit, ik was op, kapot.

'Hoe wil je het Stefanie vertellen?'

Ik keek haar aan, 'dat weet ik eigenlijk nog niet zo goed'. Ze offerde zichzelf op om het te vertellen, maar ik schudde mijn hoofd, dit was iets wat ik moest doen.

Na een tijdje klom ik weer terug en trok mijn zusje naar mij toe, 'alles komt goed lieverd, alles komt goed.’

De volgende morgen werden we ruw gewekt door het geluid van een lucht alarm, onze zaal begon te trillen. Een paar vrouwen begonnen te gillen en een paar wanhopig te huilen. Ik zelf zat stil te luisteren, of het boven ons was gebeurt, of ergens anders in het kamp. Na een paar uur werden wij gehaald, we werden zonder water en eten naar buiten gebracht. We zagen dat het kantoor van de 'baas' was gebombardeerd, 'Opruimen,' was het enige wat ze zeiden. We moesten de brokstukken in een kar gooien, en andere vrouwen moesten die kar naar de poort rijden. Vanaf de poort stond daar een grote groep met mannen, met een paar joodse vrouwen die de brokstukken naar een trein moesten brengen. Vanaf daar zou het getransporteerd worden naar een veld hier ver vandaan en daar zou het geloodst worden. Mijn zusje viel flauw door het niet eten in combinatie met de zon, ik tilde haar op en lag haar in het zand verderop. Al snel liep er een man op haar af, 'wat doe jij?'

Ik rende er op af en gilde dat die haar met rust moest laten, 'ow je hebt verteld dat jullie ouders dood zijn?'

Mijn zusje begon te krijsen en rende naar die man toe, ze vloog hem aan en trok haren uit zijn hoofd. Ook belande er een vinger in zijn oog waardoor die vloekte, hij sloeg haar van zich af. 'Stop het!’

Huilend rende ik naar mijn zusje toe, ik werd tegengehouden door een man en ik zag hoe mijn zusje verdween door een deur. Ik rende naar de deur toe en bonkte er wanhopig op, al snel kwam Petra naar me toe en vertelde dat ik beter door kon werken. Het was te gevaarlijk zei ze, en ik wist dat ze gelijk had.

Toen we 's avonds op zaal kwamen lag mijn zusje bont en blauw in onze zaal, maar ik schrok toen ik zag dat ze niet de enige was. Zestien mannen keken ons aan, ik deinsde tegen de muur aan. De vrouwen begonnen te gillen, maar er kwam geen reactie. Het was duidelijk dat dit een nieuwe groep was, ze hadden nog geen wonden op hun handen of hoofd. Ook waren hun pakken schoon en zonder scheurtje, ze hadden de nummers 2948 tot 2964. Ik kroop snel op bed bij mijn zusje en keek naar haar oog, hij was dik en blauw. Ook was haar pak gescheurd en vol afgrijzen zag ik handafdrukken in haar zij, ik wist wat er gebeurt was, maar het liefst zou ik het meteen vergeten. Ik voelde dat Petra naar me keek en ik streelde over mijn zusjes wang, 'ik weet het niet meer, hoe komen we hier nou weg?'

De volgende dag moesten we verder met het opruimen van de brokstukken, mijn zusje bleef heel de tijd dichtbij me tot er iets gebeurde. Ik hoorde een vrouw gillen en toen hoorde ik een hoop gekraak, de stenen waar we op stonden begonnen te wankelen. Ik sprong er vanaf maar mijn hand griste verkeerd en mijn zusje miste ik, zij bleef verstijfd staan toen ze een groot stuk beton naar beneden zag vallen. Ik zag het gebeuren maar kon er niets aan veranderen, het stuk viel bovenop haar. Er rende vier mensen op haar af en tilde het beton op, ik sloot mijn ogen en wenste vurig dat ze nog zou leven. Ik zag haar ademhalen en blij sprong ik op, ze werd direct naar de hospik gebracht.

Mijn ontsnappingWhere stories live. Discover now