94. Dag na dag

269 17 14
                                    

Vier donkerblauwe muren staarden me aan.

Een streepje licht scheen door het wit omlijste raam, tegenover de ijzeren deur. Om het raamhendel zat een slot, met als doel mij binnen te houden.

Gele gordijnen hingen kaarsrecht tot aan de grond en hier en daar hingen posters om het wat minder op een isoleercel te laten lijken.

Wat niet hielp.

Ik zuchtte diep.

'Hallo?', riep ik door het luikje in de deur. Ik klopte op de deur, wachtend tot ik een geïrriteerde stem zou horen, of zware voetstappen die naderden.

Of meneer Zwartbaard of mevrouw Chagrijnig zou vandaag aan de beurt zijn om mij te bewaken. Waren ze zo bang dat ik zou ontsnappen, of dat iemand mij zou komen vermoorden? Ik vermoedde beide.

Wellicht had ik een snaar geraakt bij Elysian toen ik vertelde dat ik hem haatte. Dat wekte niet bepaald medelijden op, want ik zat hier al bijna twee weken te verstoffen.

'Is daar iemand?', riep ik nogmaals, waarna het klepje weer dichtviel. Ik keek naar de klok op de muur.

Zeven uur. Mijn dagelijkse wandelmoment.

'Moet ik harder roepen of gaat iemand mijn benen strekken voor mij?', ging ik ongeduldig verder.

Deze kleine ruimte verpestte mijn humeur. Mijn SIM was stuk en al was 'ie waarschijnlijk allang gerepareerd, die kreeg ik voorlopig niet terug.

Eindelijk hoorde ik een paar voetstappen naar de deur toelopen. Het was niet het slome geslof van Zwartbaard, die altijd rustig zijn tijd nam om mijn gezeur aan te horen, maar het was ook niet het zware gedreun van Ria, die nog humeurig dan mij was, en leed aan onstopbare vreetbuien tussen haar wachten door.

Ik kon haar van meters af horen smakken.

Nee, deze voetstappen waren lichtvoetig en vlug.

Klik.

De deur zwaaide open en ik verwachtte een nieuwe bewaker te zien, die mij als slachtoffer kreeg, maar in plaats daarvan keek ik in de diepblauwe ogen van Ryder.

Ik sloeg mijn armen over elkaar. 'Wat doe jij hier?', vroeg ik verbaasd. 'Ach laat maar, haal je me hier weg?'

Hij grijnsde, alsof er geen tijd tussen ons verstreken was.

Heel even was ik bang dat hij mij terug de cel in zou duwen, de deur dicht zou gooien en zou zeggen dat dit "voor mijn bestwil is".

In plaats daarvan legde hij zijn vinger op zijn mond, een gebaar dat ik stil moest zijn, en greep hij mijn hand vast. Zachtjes trok hij me de kamer uit, waarna de frisse bries van buiten zich door de gangen wurmden en mij bereikten.

Heerlijk.

Hij gebaarde mij de deur te sluiten, terwijl hij alert om zich heen bleef kijken. Ik gebruikte alle technieken van Aiden om mijn gewicht zo over mijn voeten te verdelen, dat ik compleet geluidloos was.

Door alle prikkels die binnenschoten, nu ik uit de isoleercel was, schoten mijn zintuigen enthousiast op scherp.

Ryder keek mij aan, bij elke gang die we insloegen, om er zeker van te zijn dat we geen bewakers tegemoet gingen. Als een duo gingen we te werk, om weet ik veel waarheen te gaan.

Wat was er zo belangrijk dat Ryder mij laat ontsnappen? Elysian zou woedend op ons worden.

'Waarom doe je dit?'

'Ben je niet blij dan?', vroeg hij, zijn blik naar voren gericht. 

Ik snoof. 'Nee, want ik houd ervan om in zo'n koude stinkcel te zitten. Waar jij mij nota bene in liet zitten.'

'Dat was niet mijn schuld', verdedigde hij. Ik kneep hard in zijn hand.

'Maar je deed er niks aan. Je keek toe hoe ik werd weggehaald. Hoe mijn trots me werd weggenomen. Hoe ik als een stuk vuil werd behandeld, nadat ik alles heb gedaan voor dit Instituut', gromde ik, waarna ik mijn hand los trok van zijn greep.

Hij leek nu niet meer te lachen.

'Denk je niet dat ik je niet wilde helpen? Ik zat dat maar gebalde vuisten. Maar ik wist dat ik er niks aan de kon veranderen en... dat het misschien voor het beste was', legde hij uit.

UltravioletWo Geschichten leben. Entdecke jetzt