5. Eeuwige slaap

615 42 14
                                    

Onderliggende angsten ontwaakten razend uit hun sluimer en nestelden zich in mijn geest. Plagend dansten ze om mijn gedachten, die werden afgeschermd door een onzichtbaar schild.

Steeds sneller gaf ik me toe aan de verleiding van een eeuwigdurende slaap, waardoor de wand langzaam afbrokkelde en de plaaggeesten door een kier naar binnen konden kijken. Om een stukje te proeven, voor ze genadeloos toe konden slaan.

Nog een stuk brokkelde af, nog dieper werd ik de slaap ingetrokken. Nog verleidelijker werd het om niet meer wakker te worden. En precies op dat moment, sloegen ze toe. Gierig wurmden de angsten door de opening van mijn gedachten, luid joelend en grijpend naar alles wat ze aan konden tasten.

Een schok verspreidde zich door mijn lichaam en mijn hartslag sloeg op hol. Ik was weer terug in de duisternis, in de bevriezende, koele buitenlucht. De maan, verborgen achter donkere wolken, omhuld door de zwarte leegte van het heelal. Mijn blote voeten op de koude vloer, bedekt met kiezelsteentjes en scherpe objecten. Mijn lichaam, rillend en bevend van de strenge kou.

Vogels vluchtten in de schemering om beschutting te zoeken voor de nacht. Mijn kleren, doordrenkt met water en fluisteringen die mijn oren binnenslopen.

We komen je halen. Je kunt je niet voor altijd verbergen.

Huiverende angsten kwelden mijn tere hoofd en maakte mij dat ik op mijn knieën in elkaar zakte. Het glas op de grond doordrong mijn vlees en het bloed gutste langs mijn lichaam. De pijn deed mijn hoofd doen tollen, waardoor ik mijn bewustzijn leek te verliezen.

Sterretjes fonkelden voor mijn ogen langs en een licht gevoel weerhield mij ervan om op te kunnen staan. Hijgende spande ik mijn spieren aan en stond ik overeind. Schaduwen dansten om me heen en lokten me uit. Een boom, wiens bladeren bewogen in een voorbijwaaiend briesje, reikte voor me uit. De nacht gaapte mij aan en een zieke kou stuwde door mijn aderen.

Ik negeerde de holle pijn in mijn buik, die ik voelde als ik een tijd niks had gegeten. Er was iets dat mijn aandacht trok, een woord dat continu bleef rondspoken in mijn hoofd, als een zoemende bromvlieg in een gesloten ruimte.

Vlucht.

Maar daaronder verborg zich een ander woord, dat strijdend het woord wilde krijgen, maar niet de kans kreeg.

Het was het vuur dat in mij probeerde aan te wakkeren, maar waarvan de zuurstof steeds sneller werd weggezogen. De woede die wilde ontsnappen. De pijn die verlost wilde worden. Dat ene woord, diep in mijn onderbewustzijn, kon mijn hele lot veranderen.
       
Vecht terug.

Op het moment dat alles aan mij zou worden geopenbaard, waar ik was, wat er gaande was, werd onderbroken.

Een trilling die onder de grond woekerde en de grond onder mijn voeten liet beven. Een scheur die de aarde open dreigde te scheuren en mij in één greep wilde verslinden. Een arm die mij vastgreep, voordat de aarde mij mee kon nemen in de diepe aardkorst. Een stem die aan mijn gedachte rukte. Een gevoel in mijn binnenste die mij vertelde om terug te vechten tegen de greep van de eeuwige slaap.

Het vuur begon steeds feller te branden. De pijn in mijn lichaam trok zich steeds verder terug in hun oude sluimer en de plaaggeesten verloren hun greep op mij en werden weggejaagd uit mijn gedachten.

Mijn verdedigingsmuur werd weer opgetrokken en langzaam werd mijn ademhaling gelijkmatig. Iemand rukte aan mijn schouder en een vaag geschreeuw weerklonk in mijn hoofd.

Nee, niet alleen in mijn hoofd. In de realiteit.

De ruk die aan mijn schouder werd gegeven, bracht mijn geest terug in mijn lichaam. En de realiteit werd aan mij onthuld toen ik mijn ogen openden.

'Je leeft nog', klonk een brommende, maar geschrokken stem.

Het was de jongen die mij uit mijn huis had weggeroofd. De jongen die mijn beste vriendin had vermoord. De jongen die mij meters ver had gedragen in zijn armen.

'W... wat zei je?', stamelde ik verward. Realiserend dat ik enigszins kon praten, ondanks de verlamming.

'Je was bijna dood. Je hartslag zakte weg,' antwoordde hij, op zoek naar de juiste woorden. Ik begreep er niks van.

'Nee. Dat kan niet. Ik... sliep gewoon', kaatste ik terug. Mijn stem brak bij het einde van mijn zin.

'Drink wat', zei de jongen, dit keer met een zachte stem.

Hij bracht een waterfles naar mijn mond, aangezien ik hem niet aan kon nemen. Ik opende langzaam mijn mond, waarna hij druppels koud kraanwater in mijn mond goot.
Gulzig nam ik een extra slok en liet ik het hydraterende gevoel in mijn lichaam verspreiden. De verloren energie keerde weer terug in mijn lichaam en de realiteit stond mij helderder dan te voor.

De duisternis verborg het gezicht van de jongen, maar niet de emoties in zijn stem. Zijn emoties schoten over van de één naar de ander, die hij probeerde te verbergen met een masker, omhuld in dezelfde duisternis die zijn identiteit nu beschermde.

'Wat is er aan de hand... Wie ben je? Wat doen we hier?'

Alle vragen die mijn hoofd vast had gehouden tot op dit moment, schoten eruit. De jongen beantwoordde echter alleen de laatste vraag.

'We wachten', antwoordde hij onbewogen. Er was geen emotie te bekennen in zijn stem, wat mij vertelde dat hij zijn masker had opgetrokken.

'Op wie?', vroeg ik door.

Hij hield zich stil.  

Al snel werd de stilte verbroken door een gerommel onder de grond. Een streep van licht verbrak de duisternis en tekende zich af op de betegelde binnenmuur. Door dat kleine beetje licht kon ik zien hoe er een nieuwe schaduw werd gevormd. Het was geen plaaggeest als in mijn dromen. Het was een persoon.

'Had iemand mij om hulp gevraagd?', klonk een speelse, mannelijke stem.

De jongen keek op.

'Jax', sprak hij opgelucht en een zucht ontsnapte uit zijn keel.

De doorgang was geopend, waardoor de lichtinval tegen de muur weerkaatste. De nieuwe jongen, Jax, kwam naar ons toegelopen. Zijn ogen, zo grijs als de avondmist. Zijn haar had de kleur van as en zijn donkere wenkbrauwen waren strak gelijnd. Hij gaf me een lichte grijns.

'Geef het haar. Nu', sprak de andere jongen, die mij uit mijn huis had weggeroofd.

Op het moment dat ik naar hem wilde kijken, voelde ik een prik in mijn arm. Pijn schoot door me heen, iets wat ik niet had verwacht te voelen door de verlamming. Het was scherper dan ik ooit had gevoeld, gevolgd door een verdovend gevoel. Mijn oogleden werden slap, maar ik kon nog net mijn blik op mijn ontvoerder werpen.

Dit keer kon de duisternis hem niet verbergen. Voor een seconde kon ik zijn ware gezicht zien.

Schrik klampte zich aan mij vast en deed mijn spieren aanspannen, voordat ze compleet verslapten door het verdovende middel.

Zijn stem.

Het had iets ontroerd in mijn binnenste, een oud vuur aangewakkerd, die ik niet had verwacht te voelen. En nu wist ik waarom. De realisatie had mij bereikt, net voordat ik opnieuw in de greep werd genomen van een sluimerende slaap.

De jongen die mogelijk de oorzaak was van al deze ellende. De jongen die mijn leven compleet op zijn kop had gegooid en mijn beste vriendin had vermoord, was niemand minder dan de meest brutale en gevreesde jongen van heel Valis High.

Ryder Elliott.

UltravioletDonde viven las historias. Descúbrelo ahora