Hoofdstuk 1

210 19 29
                                    

Milina

Tagmar jaar 11707


Zo zenuwachtig als ze nu was, was ze nog nooit geweest. Het was geen gebrek aan vertrouwen in haar kunnen. Haar behaalde resultaten waren de hoogste van de afgelopen vijftig jaar, ze wist wat ze kon. Nee, het feit dat ze nu met trillende vingers probeerde haar ademhaling onder controle te houden, kwam alleen maar door de man die aan de andere kant van het bureau zat. Hij was niet de Regidor, dan was ze waarschijnlijk een half uur geleden al flauwgevallen. De jongste broer van Cunera's heerser was echter al imponerend genoeg. Ondanks zijn vriendelijke glimlach.

Ze had gesolliciteerd voor deze functie, ze was hier geheel vrijwillig, dat moest ze goed onthouden. Ze kon weggaan wanneer ze wilde. Weggaan was echter niet wat ze wilde. Ze wilde blijven en werken voor de man die in ogen van heel Cunera het meest deed om de wereld te herstellen.

De catastrofe die Oade was overkomen, millennia geleden, drukte nog steeds een stempel op de rest van de continenten. Een compleet deel van Tagmar kon nooit meer worden gebruikt voor het verbouwen van voedsel. Ook de grond van Cunera was daar inmiddels ongeschikt voor, al groeide hier gelukkig nog vegetatie genoeg.

"Dus, Milina."

Vlug keek ze op. De man voor haar was klaar met het doornemen van haar gegevens. Keek hij tevreden? Hij glimlachte nog steeds, dat was positief.

"Je bent zeventien, net klaar met je opleiding, net onder het toezicht van je opvoeders vandaan; waarom denk je dat jij geschikt bent om mijn assistent te zijn?"

Ze slikte. Hier kwam het op aan. De brok in haar keel wilde niet in één keer weg en dus slikte ze nog een keer. Diep ademhalen, niet stotteren. "Ik ben opgegroeid bij mijn biologische moeder, wie mijn vader is weet ik niet. De man die ik vader noem, mocht mijn vader niet zijn vanwege een kleine afwijking in zijn genetische codering. Iedereen op Tagmar heeft inmiddels in meer of mindere mate te maken met de aftakeling van de planeet en er zijn maar weinigen met de wil en de middelen om daar iets aan te doen."

Dat kwam er redelijk vlot uit. Ze ontspande iets toen ze de man zag knikken en vervolgde: "U bent een van die personen en ik wil graag alles wat ik kan, aanbieden om u daarin bij te staan."

Haar laatste woorden brachten een tevreden uitdrukking op het gezicht van de broer van de Regidor. Al vanaf het moment dat ze hoorde over deze man en wat hij deed, wilde ze op een dag bij hem in dienst komen. Zelfs als ze onderaan moest beginnen als medewerker sanitair, dan nog zou ze het doen, maar haar moeder had haar gestimuleerd om hoog te grijpen. Wat had ze tenslotte te verliezen?

Een deur aan haar rechterzijde gleed open en heel even ontmoetten haar ogen een felblauw paar. Op een jong gezicht verscheen eenzelfde soort glimlach als die van de man voor haar. Volledig van haar stuk gebracht luisterde ze naar de jongeman toen hij zich naar de man achter het bureau keerde.

"Het spijt me voor deze onderbreking, maar je aanwezigheid is verzocht in hal vier."

Blijkbaar was het belangrijk, want haar mogelijk nieuwe werkgever stond meteen op. Bij de deur, waardoorheen de jongeman meteen weer verdwenen was, draaide hij zich om en met opgetrokken wenkbrauwen vroeg hij: "Kom je?"

"I-ik?"

"Als mijn nieuwe assistente zul je vanaf nu alleen nog van mijn zijde wijken wanneer het werk voor de dag gedaan is. Op dit moment is er werk in overvloed. Oh, neem de notepad mee, die heb je nodig."

Beduusd staarde ze naar zijn rug, die steeds meer uit het zicht verdween, tot hij een hoek omsloeg en ze plotseling uit haar stoel vloog. Het ding zweefde in de richting van het bureau, maar stootte de rand niet aan. Vlug griste ze de notepad van het glimmende tafelblad en holde opgewonden achter de man aan die net officieel haar werkgever was geworden.

De Nieuwe Wereld 8: Elodie's Erfgoed (GEPUBLICEERD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu