2. De Uitverkorene

27 2 0
                                    

Donkere wolken pakten zich samen boven haar hoofd. Druppel voor druppel viel de regen uit de hemel. Vanuit het niets begon het harder te waaien en in de verte klonk gerommel van onweer. Dean en Sam keken elkaar aan en knikten. Manon stond er een beetje verward bij. ‘Gaan jullie maar naar huis jongens!’ riep Sam naar de verhuismannen, die in de tussentijd zo’n beetje alles wat op het gazon stond naar binnen had gebracht. Op een bank en een salontafel na was het gazon nu leeg. De mannen staken allemaal hun hand op en stapten in het verhuisbusje, die met ronkende motor wegreed. ‘Wil je anders even binnen komen?’ vroeg Dean. Manon keek hem met fronsende wenkbrauwen aan. Ze twijfelde even, maar stapte toch over de drempel het huis van de broers binnen. Binnen rook het muf, alles zag er stoffig en donker uit. Sam leidde haar naar de woonkamer, waar vier campingstoelen stonden. ‘Wil je wat drinken?’ vroeg Dean, die in de deuropening van de woonkamer stond. Ze knikte. ‘Ik lust wel een kopje thee.’

Dean verdween weer en Sam ging achter hem aan. Dat gaf Manon tijd om even rond te kijken in de kamer. Er stond – op de campingstoelen na – nog niet veel. Er stond een klaptafeltje, een radio en op de openhaard stond een fotolijstje die meteen haar aandacht trok. Ze liep er naar toe en pakte het op. Er stonden vier personen op de foto. De twee jongetjes die voorop stonden, waren waarschijnlijk Sam en Dean en de vrouw en de man daarachter waren waarschijnlijk hun ouders. ‘Drink je het met suiker?’ klonk een luide stem achter haar. Ze zette snel het fotolijstje terug en keek achterom, waar Dean tegen de deurpost aan stond geleund. ‘Ja,’ zei ze knikkend. Hij glimlachte en liep weer weg. Manon liep naar het raam en keek naar buiten, waar het weer inmiddels totaal was omgeslagen. De lucht was bijna zwart, de regen kwam met bakken uit de lucht, de wind had de bank en de salontafel omgeblazen en ook de bomen zwiepten hevig heen en weer. Een grote flits verscheen uit het niets uit de donkere lucht en verdween een paar seconden later weer, gevolgd door een harde knal. Ze sloeg haar armen over elkaar heen en liep richting één van de stoelen. ‘Denk je echt dat zij het is?!’ hoorde ze één van de jongens snauwen, toen ze de openstaande deur passeerde. Ze stopte even en fronste haar wenkbrauwen. ‘Natuurlijk denk ik dat. Ze staat hier voor de deur en ineens slaat het weer om, dat kan toch geen toeval zijn?! Zoiets gebeurt niet zomaar.’ Manon liep de gang op en ging tegen de deurpost van de keuken staan. De jongens waren zo druk in discussie dat ze haar niet doorhadden. ‘En wat als je het mis hebt? Dat het wel toeval is? Hoe wil je zeker weten dat zij het is?’ Dean leunde tegen het aanrecht en leek na te denken, Sam keek naar buiten. ‘We kunnen het proberen?’ Sam slaakte een diepe zucht. ‘En als ze het nou niet is? Dan weet ze er van af en dan? Dan verteld ze het door en wat gebeurt er dan?’ Dean beet op zijn lip en keek Sam aan. ‘Niemand gelooft haar en als ze dat wel doen, verzinnen we er wel wat op.’ Manon deed een stap de keuken in en de jongens keken meteen haar kant op. ‘Hoe lang stond je daar al?’ vroeg Sam fel. ‘Lang genoeg,’ antwoordde ze. Dit keer was het Dean die zuchtte en Sam boos aan keek. ‘Je praatte weer veel te hard, bedankt.’ Sam keek verontwaardigd, maar zweeg.

‘Dus jullie beweren dat er monsters op zoek zijn naar mij?!’ Beide jongens knikte. Manon wreef even met haar wijsvinger over haar slaap en staarde naar de damp die uit haar kop thee kwam. ‘Waarom?’ De jongens keken elkaar even aan. ‘Jij bent hun uitverkorene, waarom weten we nog niet, maar je bent het wel.’

‘Ik dacht dat jullie daar nog niet zeker over waren?’ Dean nam een slok van zijn koffie. ‘Dat klopt, maar Dean denkt dat jij het bent,’ vertelde Sam. ‘Ik heb zo’n gevoel,’ legde Dean uit, nadat hij zijn slok koffie had doorgeslikt. ‘En wat moeten ze met me?’

‘Dat weten we ook nog niet precies. Waarschijnlijk ben je een soort offer voor ze, dat ze jou aan iemand moeten geven in ruil voor iets anders, meer macht of iets in die richting.’ Manon beet even op haar lip en keek door het raam naar buiten. De wind was nog steeds niet gaan liggen, het hoosde nog steeds en ook het onweren was niet minder geworden. ‘En jullie zeggen dat zij dit weer veroorzaakt hebben?’ Sam knikte. ‘Het is een soort teken en het is een poging ons bang te maken.’

‘Ik vind het maar een raar verhaal…’ mompelde Manon. Dean sloeg met zijn vuist op tafel en keek haar streng aan. ‘Luister, ik snap dat het raar klinkt, maar het is de waarheid.’ Manon fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik geloof er vrij weinig van.’ Ze stond op en liep de woonkamer uit. ‘Niet doen,’ riep Sam, die haar meteen achterna rende, ook Dean volgde haar. ‘Wat gebeurt er als ik de deur open doe? Je gaat me toch niet vertellen dat er een monster staat die me achterin een busje gooit en me meeneemt?’ Ze had de deurklink al in haar handen. De broers keken elkaar aan en wisselden een blik. ‘Oké, als jij een punt wilt bewijzen, ga je gang,’ zei Dean knikkend. ‘Maar zeg niet dat we je niet hebben gewaarschuwd,’ vulde Sam hem aan. Manon stak haar kin eigenwijs in de lucht en trok de deurklink naar beneden. De deur waaide meteen open en harde windvlaag duwde Manon tegen de trap aan. ‘Zie je wel?!’ Met veel moeite wist Sam de deur weer dicht te krijgen. ‘Ik ben nog steeds niet overtuigd,’ zei ze, maar de blik in haar ogen sprak boekdelen. ‘Oké, luister. We kunnen deze monsters niet in het heden verslaan, ze zijn gecreëerd door magie, we moeten dus terug naar de tijd waar nog magie werd gebruikt.’ Sam liep ijsberend door de hal. Manon keek hem met fronsende wenkbrauwen aan. Dean stond in de hoek, met zijn handen over elkaar. ‘Je gaat toch niet zeggen dat we tijd gaan reizen hè?’ vroeg Manon, met een spottend lachje. Sam keek haar even boos aan, waarna ze stopte met lachen. ‘Dat zeg ik wel. Jij bent de uitverkorene, waarschijnlijk omdat je iets van magie in je hebt, je hebt de gave. We kunnen alleen met hulp van jou terug in de tijd gaan en de monsters verslaan. Doe je mee?’ Sam stopte met ijsberen en keek Manon vragend aan. ‘Heb ik een keus?’

‘Nee,’ mengde Dean zich in het gesprek. ‘Juist,’ zei ze zuchtend. ‘Dus waar staat die tijdmachine van jullie?’ Dean lachte even. ‘Tijdmachines bestaan niet, wij hebben iets anders.’  

A Trip Back in Time (Merlin Fanfictie)Where stories live. Discover now