4.

22 7 4
                                    

Dokter Hart zweeg. Ze verschoof de potloden op haar bureau, maar legde ze meteen weer in een rechte rij terug. Ze legde het stapeltje papieren in een lade, die ze met een harde klap dichtschoof. Ze nam een slok van de -inmiddels koude- kop koffie en zuchtte.

'Ik denk dat dit niet de juiste dag voor je is, Anna. Misschien kunnen we later verder praten.'

Anna stond op en stapte op de deur af. Ze legde haar hand op het koele metaal van de klink toen ze dokter Hart achter zich hoorde.

'Frank haalt je zo op. Wacht maar even hier.'

'Ik kan wel zelf lopen,' mompelde ze, waarna ze met een harde ruk de deur opende. 'Ik ben gek, niet verlamd.'

Ze liep met grote, stevige passen de gangen door. De muren waren wit. De vloeren waren grijs. Er was geen enkele kleur.

Ze haatte het hier.

Tranen sprongen in haar ogen. Ze wreef ze verwoed weg en liep door, naar haar kamer. Het liefst was ze weggerend, maar dat zou haar niet lukken. Het was hier goed bewaakt. Ze wierp een blik op de mannen die over de gang liepen, hun hand op hun taser, en een geniepige grijns op hun gezichten. Of was die sadisme in hun ogen slechts haar verbeelding? Misschien was deze hele plek wel haar verbeelding.

Ze schudde haar hoofd en staarde naar het label om haar pols. Ze was slechts een nummer. 008, slechts één van de velen in Het WolvenHart.

Ze was bijna bij haar kamer, en wilde net naar binnen stappen, toen ze een geluid hoorde. Ze draaide zich om, haar ogen gespitst. Waren het de stemmen? Waren ze terug?

Het klonk nog eens. Een zacht, langgerekt gekerm, als van een gewond dier. Ze fronste en liet de deurklink los.

Dit waren niet de stemmen.

Ze stapte in de richting van het geluid. Haar zintuigen stonden op scherp. Ze hoorde het zoemen van de felle lamp boven haar hoofd, en voelde de koude tochtvlaag die door de gang waaide. Ze hoorde het gekerm weer, harder nu.

Ze zag waar het geluid vandaan kwam. Een deur, een paar stappen verwijderd van haar kamer, stond op een kiertje. Ze legde haar handen tegen de muur en tuurde naar binnen.

Ze zag een man, zittend op één van de witte plastic stoelen die ze in de woonkamer ook hadden. Zijn hoofd lag achterover, alsof hij sliep. Naast hem zat Frank, zachtjes pratend. Ze boog voorover, maar ze hoorde niet wat hij zei.

Ze keek toe terwijl Frank een injectienaald uit zijn jas pakte, en die zonder aarzelen in de bovenarm van de man stak. De man kermde. Hij deed een poging zijn hoofd te heffen, maar zakte weer terug in de stoel, zijn lichaam slap als dat van een lappenpop.

Frank deed de naald weer in zijn jas en stond op. Hij neuriede een vrolijk deuntje en liep richting de deur.

Het was te laat om zich te verstoppen, dus bleef ze staan, verstijfd van angst. Met grote ogen staarde ze hem aan.

Frank leek nauwelijks verbaasd toen hij haar zag. Hij was het vast wel, maar hij kon het goed verbergen.

'Hé, Anna! Ging het goed bij dokter Hart?'

Ze keek langs hem heen, de kamer in. De man lag nog steeds bewusteloos in zijn stoel. Bezorgd luisterde ze naar zijn zachte gekreun.

Frank merkte haar bezorgdheid en legde een warme hand op haar arm. 'Peter had een paniekaanval. Ik heb hem een verdovend middel gegeven. Er is niets aan de hand. Echt waar.' hij glimlachte vriendelijk en gaf haar een voorzichtig duwtje in de richting van haar kamer.

Ze knikte, omdat ze niet wist wat ze anders zou moeten doen. Ze hield haar blik strak op de grijze vloer gericht toen ze hem naar haar kamer volgde.

'Kan ik een telefoontje plegen?' vroeg ze, omdat ze de stilte niet meer kon verdragen.

Frank draaide zich naar haar om. 'Natuurlijk. Het is hier geen gevangenis. Volg mij maar,' hij pakte haar pols, als een enthousiast kind dat iets wil laten zien, en trok haar mee naar de woonkamer.

Benny zat er niet. Onbekende, wantrouwige gezichten staarden haar aan. 'Hier is de huistelefoon,' zei Frank, de starende blikken negerend. 'Die gebruikt iedereen. Als je privacy wilt kun je even in dit kamertje bellen,' hij wees naar een glazen deur, waarachter zich een kleine ruimte bevond.

Er was toch geen privacy als de deur van glas was?

Aarzelend pakte ze de telefoon op. Ze keek Frank niet aan en stapte het kamertje aan. Ze was zich sterk bewust van het feit dat hij elke beweging die ze maakte volgde, als een arend die zijn prooi in de gaten hield. Ze probeerde er niet op te letten en toetste het nummer van haar zus in.

'Met Jennifer,' klonk een zakelijke stem.

'Hai,' haar stem klonk schor. 'Ik ben het.'

'Anna?' haar stem verzachtte. 'Wat is er aan de hand?'

Anna belde haar zus nooit, dus dit was een uitzonderlijk geval. Haar zus merkte het ook, ze hoorde het aan de bezorgdheid in haar stem.

Anna zweeg. Ze haalde haar hand door haar klitterige, rode haar, dat meteen weer op zijn plaats viel.

'Ik zit in een inrichting,' zei ze. Haar stem klonk ongelovig, alsof ze het nog steeds niet begreep. 'Het WolvenHart.'

Veel meer wist ze niet uit te brengen. Ze schudde haar hoofd en leunde tegen de muur aan. Tranen neigden op te komen, maar ze onderdrukte ze. Ze zou niet gaan huilen. Niet hier.

'Wat?' Jennifer klonk geschokt, maar Anna meende ook enkele opluchting te horen. Of was het haar verbeelding?

'Hoe is dat gebeurd?' vroeg Jennifer.

'I-ik...' haar stem stierf weg. Ze had geen idee hoe het gebeurd was. Het ene moment was ze in de warme veiligheid van haar huis en toen was ze hier, alleen. Ze was altijd al alleen geweest, maar nu voelde het anders. Leeg.

'Ik kom wel langs,' zei Jennifer. 'Dan kun je me het in het echt vertellen. Het komt goed.'

De vriendelijke woorden maakten dat de tranen toch in haar ogen sprongen. Ze knikte, ook al kon haar zus dat niet zien.

'Oké,' zei ze. Haar stem klonk verstikt. Zo voelde ze zich ook.

'Tot snel.'

Er klonk een klikje. Jennifer had opgehangen. Anna leunde vermoeid tegen de muur. Verwoed veegde ze een traan weg, die erin was geslaagd uit haar oog te ontsnappen en over haar wang naar beneden te glijden. Ze haalde diep adem, deed een zwakke poging zichzelf te kalmeren en stapte de ruimte uit. Frank sloeg haar zwijgend gade toen ze plaatsnam in de woonkamer.

Inwendig bedankte ze hem voor zijn stilte. Hij begreep dat ze dat nu nodig had. Ze kon geen woord uitbrengen, zo erg was ze van streek. Ze miste haar zus, haar jeugd, en haar ouders.

Ze miste haar leven.

Web van LeugensWhere stories live. Discover now