5.

19 7 7
                                    

Jennifer Vos liep in een stevig tempo over de parkeerplaats van psychiatrische inrichting Het WolvenHart. Haar hakken tikten ritmisch op de grijze stenen. Er stak een stevige bries op, en haar asblonde haar waaide voor haar gezicht. Ze bond het geërgerd in een paardenstaart.

Ze keek op. Het gebouw torende imposant boven haar uit, groot en dreigend. Het was grijs, met als enige kleuraccent donkerblauwe, fel oplichtende letters boven de ingang.

Het WolvenHart, stond er. De plek waar we genezen.

Het zag er niet uit als een plek om te genezen. Het zag er eerder uit als een gevangenis, met ijzeren tralies voor de ramen.

Het grijze wolkendek dat boven haar hoofd hing maakte dat beeld compleet. Het gebouw ademde een soort somberheid, alsof de tranen van de patiënten in de muren waren gedrongen, en hun wanhopige kreten zich in de vloer hebben genesteld.

Ze huiverde. Ze zag er tegenop om er naar binnen te gaan, maar ze moest haar zusje zien. Ze kon het idee dat Anna hier helemaal alleen zat niet verdragen, en die gedachte maakte dan ook dat ze de eerste stap over de drempel zette.

Haar gevoel werd bevestigd toen ze de bewakers zag, die meteen op haar afliepen.

'Naam?' bromde één van hen. Zijn grote gestalte wierp een schaduw over haar gezicht. Hij was ongelofelijk sterk, dat kon ze aan hem zien. Ze slikte en zette een klein stapje achteruit, maar bleef rechtop staan, om haar waardigheid te behouden.

'Jennifer Vos.'

Hij knikte en zette een stap opzij. De andere bewaker begon haar te fouilleren. Hij nam lang de tijd om bij de zakken van haar kleding te voelen. Zijn handen gleden langs haar heupen. Ze keek strak naar voren, het ongemakkelijke gevoel negerend.

Het is gewoon standaardprocedure, zei ze in gedachten tegen zichzelf. Maar het voelde niet zo. Hij deed het te langzaam. Walgend trok ze een lip op.

Ze duwde hem weg toen ze vond dat het wel lang genoeg geduurd had, en liep zonder hen nog een blik waardig te keuren langs hen heen. Ze voelde hun blikken in haar rug brandden, en slaakte een opgeluchte zucht toen ze de hoek omliep.

In de verte hoorde ze een kreet. Verschrikt deinsde ze achteruit. Was dat één van de patiënten?

Er kwam een man door de gangen lopen. Hij zag haar angstige gezicht en begreep meteen dat zij hier niet thuishoorde. Hij stapte op haar af en schudde haar de hand. Hij had een stevige handdruk, merkte ze op.

'Jij bent vast Jennifer,' zei hij. Zijn blauwe ogen staarden haar vriendelijk aan. 'Ik ben Frank. Loop maar met me mee.'

Ze volgde hem zwijgend naar de bezoekersruimte. Ze hield haar tas stevig in haar handen geklemd. Ze voelde het zweet in haar handpalmen.

Hoelang was het wel niet geleden dat ze haar zusje had gezien? Vijf jaar? Tien?

Te lang, besefte ze zich. Schuldgevoel bekroop haar, als een ongewenste schaduw. Als ik vaker langs was gekomen, zou het dan anders zijn gegaan? Zou het dan minder ver zijn gekomen?

Frank hield de deur voor haar open. Hij knikte haar toe, ten teken dat ze naar binnen mocht gaan.

'Anna wacht binnen op je. Geef maar een gil als er iets misgaat.'

Ze slikte. Als er iets misgaat? Hoezo?

Ze haalde diep adem en verzamelde al haar moed. Ze moest naar binnen.

Haar hart bonsde in haar keel toen ze de kamer in stapte.

~*^*~

Anna glimlachte voorzichtig toen ze haar zus zag. Jennifer zag er goed uit. Koninklijk, bijna. Ze had een gezonde blos op haar wangen, en haar ogen sprankelden. Toch bespeurde Anna haar angst.

Logisch dat ze bang was. Anna was ook bang. Maar dat was anders. Anna was bang voor zichzelf.

Jennifer ging op de stoel zitten. In het genadeloze licht van de felle lampen werd het litteken op haar wang goed zichtbaar. Anna kromp licht ineen. De stilte duurde lang voort. Beiden wilden ze zoveel zeggen, maar kregen ze de woorden niet over hun lippen.

'Hai,' zei Jennifer uiteindelijk. Ze glimlachte haar zorgen weg. 'Hoe gaat het?'

'Geweldig,' antwoordde ze. Sarcasme droop van haar stem. 'En met jou?'

'Goed.'

Weer een stilte. Ze staarden elkaar aan. Twee zussen, die in alles van elkaar verschilden. Anna was een grijze muis, onopgemerkt en psychotisch. Jennifer was een succesvolle advocate, met prachtig blond haar en een glimlach waar elke man voor zou vallen. Jennifer had het gemaakt in haar leven.

Anna niet.

Ze negeerde de steek van jaloezie en keek op. 'Hoe gaat het met mama?' vroeg ze.

'Daar gaat het nu niet om, An,' zei ze zacht. Haar glimlach verdween. 'Het gaat om jou. Wat is er in hemelsnaam gebeurd, dat je op deze vreselijke plek terecht bent gekomen?'

Tranen sprongen in Anna's ogen. Ze veegde ze verwoed weg, maar ze bleven maar komen, en drupten op de tafel. Ze gaf het op, en liet de tranen lopen.

'Ik weet niet,' snikte ze. 'I-ik...' ze duwde haar handen tegen haar ogen, in een poging de tranen te stoppen. Haar zus stond op en sloeg haar armen om haar heen.

'Het komt wel goed,' suste Jennifer. 'Ik ga je helpen.'

Ze rook Jennifers geur. Wasmiddel. Bloemen. En koffie.

Ja, wilde ze zeggen. Help me. Alsjeblieft. Ik kan dit niet alleen.

Maar dat zei ze niet.

'Nee,' Anna keek op. 'Je weet wat er dan gebeurt.'

Jennifer verstijfde. Onbewust ging haar hand naar het litteken.

'Ik doe mensen pijn, Jenn,' ging Anna verder. Tranen stroomden geluidloos over haar wangen. 'Ik wil jou geen pijn meer doen.'

Haar zus zuchtte. Ze ging op de stoel zitten, en wreef vermoeid door haar ogen.

'Maar ik wil je helpen,' zei ze zacht.

Ja. Alsjeblieft. Help me dan. Ik heb je nodig.

'Nee,' zei Anna. Ze schudde haar hoofd. 'I-ik...' ze staarde recht in de prachtige grijze ogen van haar zus, die ze allebei van hun moeder hadden geërfd. 'Ik red me wel alleen.'

Haar binnenste schreeuwde het tegenovergestelde.

Web van LeugensWhere stories live. Discover now