6.

21 7 4
                                    

Jennifer liep door de gangen, haar hand krampachtig om het handvat van haar tas geklemd. Tranen brandden in haar ogen.

Alles in haar schreeuwde dat ze Anna moest helpen. Dat ze terug moest rennen, haar armen om haar zusje heen moest slaan en nooit meer los moest laten.

En toch was er een heel klein deel van haar dat opgelucht was. Een klein deel dat altijd al bang was geweest voor Anna, en voor wat ze kon aanrichten. Een klein deel van haar, dat nu heel hard wilde wegrennen.

Verscheurd tussen die keuzes liep ze door de gangen. Ze wreef vermoeid door haar ogen. Hoewel ze die ochtend drie koppen koffie had gedronken, had het gesprek alle energie uit haar gezogen. Ze legde een hand tegen haar voorhoofd en bleef even staan, haar ogen gesloten. Ze haalde diep adem, en deed een poging zichzelf te kalmeren.

Ze schrok op van een hand op haar schouder. Als gebrand draaide ze zich om.

'Sorry,' zei Frank. Hij trok zijn hand terug. 'Ik wilde je niet laten schrikken.'

'Het is niet erg,' Ze glimlachte kort. 'Ik ben gewoon...' haar stem stierf weg. Hoe kon ze onder woorden brengen wat ze voelde?

Hij knikte begrijpend. 'Ik snap het. Dit soort dingen zijn moeilijk,' hij stopte zijn handen in zijn zakken. 'Toch moet ik je om een gunst vragen.'

Ze trok een wenkbrauw op, wachtend op uitleg.

'Ik weet nog niets over Anna,' zei hij. 'Ik heb wel medische dossiers, maar dat is anders dan een persoon echt kennen. Daarom zou ik je wat vragen over haar willen stellen.'

'Waarom vraag je het niet aan haar?'

Hij staarde naar zijn schoenen. 'Dokter Hart probeert met haar te praten, maar ze krijgt geen antwoorden. Ik weet dat je het druk hebt, maar ik heb echt je hulp nodig. Heel even maar.'

Ze aarzelde. Het liefst had ze deze verdorven plek meteen verlaten, maar iets in zijn glimlach maakte dat ze wilde blijven. Ze knikte langzaam.

'Oké. Eventjes.'

'Bedankt,' hij lachte opgelucht en begon te lopen. 'Mijn kantoor is aan het einde van de gang.'

Hij opende de deur van zijn kantoor. Het was net zo grauw als alle andere ruimtes in het gebouw, maar de temperatuur was hier aangenamer. Alsof de warmte die Frank met zich meebracht in de kamer bleef hangen.

'Wil je iets te drinken? Koffie? Thee?'

Ze schudde haar hoofd en ging zitten. Ze keek toe hoe hij een kop koffie voor zichzelf zette. Zijn ravenzwarte haar viel steeds weer voor zijn ogen, en steeds weer blies hij het weg. Hij bracht kalmte met zich mee. Alle angst en verdriet die ze had gevoeld was aan het wegsijpelen, als smeltende sneeuw. Ze zette haar tas op de grond.

'Ik houd echt van koffie,' zei Frank, terwijl hij het kopje inschonk. 'Ik leef praktisch gezien op de cafeïne. Je hebt geen idee hoeveel onverwachtse nachtdiensten ik heb moeten draaien,' Hij ging aan tafel zitten, en zette het kopje voor zich neer. 'Maar goed, we zijn hier niet om over mij te praten.' hij glimlachte een rij helderwitte tanden bloot.

Ze vroeg zich af hoe hij zoveel kon glimlachen, als hij de hele dag omgeven werd door gekken. Verloren zielen. Zelf zou ze het hier niet langer dan een uur uithouden.

'Wat wil je weten?' vroeg ze.

'Tja,' hij krabde aan zijn kin. 'Alles, denk ik. Hoelang ze al stemmen hoort. Wat de stemmen haar vertellen. Of er eerder dingen zijn voorgevallen, misschien.' Hij staarde naar haar litteken.

Ze zuchtte en staarde naar het tafelblad. Er zaten kleine kuiltjes in het wit geschilderde hout. Ze pulkte met haar nagel in een kuiltje.

'Het begon drie jaar geleden,' ze keek op. 'Anna deed anders dan normaal. Ze zonderde zich af. Praatte niet meer met me. Ik kwam weleens op bezoek, in haar flat. Ze deed dan heel afwezig. Mompelde tegen zichzelf,' ze wilde niet verder praten, maar ze wist dat het moest. Ze slikte, maar haar keel bleef kurkdroog. 'Een tijdje geleden -een paar maanden, denk ik- kwam ik weer bij haar langs. Ze was... Ze was zichzelf niet. Ze zwaaide met een mes, en schreeuwde dat ik weg moest gaan,' ze legde haar vingers tegen het litteken. Nog steeds voelde ze hoe het mes door haar huid gleed.

'Dus daar komt je litteken van?'

Ze knikte. 'Ja.'

Het medeleven in zijn ogen maakte dat ze wegkeek. Ze legde haar handen in haar schoot, zodat hij niet kon zien hoe erg ze trilden. Ze had altijd gedaan alsof het niets was, maar nu ze erover praatte deed het meer pijn dan ze had verwacht.

'Ik wist,' ging ze verder, 'dat Anna opgenomen zou worden als het bekend werd. En ik moest haar beschermen. Ik wilde niet dat ze in een inrichting terecht zou komen. Dat kon ik haar niet aandoen. Mijn wond werd gehecht, en ik vertelde de dokters dat het een ongelukje was. Ze vroegen niet verder. Anna en ik gingen door met ons leven, maar er was iets veranderd tussen ons. We gingen minder met elkaar om. Ze was bang dat ze me weer pijn zou doen, en eerlijk gezegd was ik ook bang,' ze wendde haar blik af. 'Daarom is dit gebeurd. Als ik gewoon vaker bij haar langs was gegaan...'

'Dit is niet jouw schuld,' zei Frank. 'Het zou vroeg of laat weer gebeuren, en je hebt geluk dat jij er dit keer niet het slachtoffer van was.'

'Ze heeft een mes in haar arm gezet!' fluisterde ze ontzet. Tranen sprongen in haar ogen. 'Ik heb liever dat ze mij iets aandoet dan dat.'

Frank legde zijn warme hand op de hare. Ze staarden elkaar aan.

'Onthoud dat dit niet jouw schuld is, Jennifer. Dit is niemands schuld. Sommige dingen gebeuren gewoon.'

Ze veegde haar tranen weg en haalde schokkerig adem. Ze haatte het dat ze huilde, en al helemaal met Frank in de buurt. Emoties waren zwak.

'Ik weet het,' zei ze zacht. 'Ik weet het.'

'Het komt wel goed.'

Door zijn warme hand op de hare, zijn lieve glimlach en die geruststellende woorden geloofde ze even dat het daadwerkelijk goed zou komen. Dat alles weer zou worden zoals het was.

Maar diep vanbinnen wist ze dat dat nooit meer zo zou zijn.

Web van LeugensWhere stories live. Discover now