21.

12 6 1
                                    

Anna werd voorzichtig in de bus gelegd. Ze voelde zachte kussens onder zich. Tussen haar wimpers door keek ze hoe de deur dicht werd gegooid. Het harde geluid maakte dat haar lichaam een schok maakte.

Ze voelde zich vreselijk.

Haar ribben deden pijn, en de medicatie zorgde ervoor dat ze misselijk, duizelig en verdoofd was. Ze had het idee dat de hele wereld draaide. Alsof ze in een enorme draaimolen zat.

Maar dat was niet het ergste. Nee.

Het ergste was het verraad. Het feit dat haar zus haar had aangestaard alsof ze gek was. Haar bloedeigen zus, had haar met zoveel ongeloof en angst aangekeken, dat Anna begon te twijfelen aan zichzelf.

Wat als haar theorie gewoon een verzinsel was? Wat als ze daadwerkelijk gek was?

Haar gedachten voelden vol, alsof er watten in haar hoofd zaten. Ze lachte om de bittere ironie. Dit had ze eerder meegemaakt. Hier lag ze dan. Terug bij het begin. Verdoofd en gevangen.

Ze schrok op van de deur, die zich met een zacht klikje opende. Een straal licht viel naar binnen, en maakte dat haar bonzende hoofdpijn alleen maar erger werd. Ze kromp ineen, maar voelde meteen een vreselijke pijn. Ze duwde haar hand tegen haar ribben.

Frank stapte de bus in en sloot de deuren achter zich. Hij glimlachte vriendelijk en nam naast Anna plaats. Fronsend staarde hij naar haar ribben.

'Wat is er met je gebeurd?'

'Hij wilde me doden.', zei ze. Haar stem klonk ver weg, alsof het iemand anders was die het zei. Ze wou dat dat zo was.

'Wie? Wie wilde je doden?'

'De bewaker. Toen heb ik hem gedood.' Ze had het hem niet willen vertellen, bang dat ze in de gevangenis zou komen, maar dat maakte haar niet meer uit. Misschien was ze wel beter af in de gevangenis. Dan was ze weg van de leugens.

Het web van leugens, dat haar altijd zou blijven achtervolgen.

Frank haalde een hand door zijn haar. Een lange zucht ontsnapte uit zijn mond. Hij zei niets. De stilte duurde lang voort. Even had ze haar ogen gesloten. Even liet ze zich wegdrijven in een heerlijke, droomloze slaap, die alle vreselijke gebeurtenissen van die dag tijdelijk wegnam uit haar herinneringen.

Franks stem maakte dat ze haar ogen weer opende.

'Ik heb het met de anderen over gehad of ik je medicatie moest verhogen.', zei hij plots. 'Je gedroeg je goed, Anna. Even wilden we het zo laten, maar nu...', zijn stem stierf weg. Hij schudde zijn hoofd, alsof hij teleurgesteld in haar was.

Ze balde haar vuisten. Hoe kon hij?!

'Monster.', siste ze. Meer wist ze niet te zeggen. Ze had er de kracht niet meer voor. De medicatie drong met een moordende kracht door haar aderen.

'Een monster?', hij lachte. Het was een kille lach, die maakte dat een ijzige rilling over Anna's rug kroop. 'Dat heb ik eerder gehoord.' Hij wreef over zijn kin, en deed net alsof hij heel diep nadacht. Zijn ogen twinkelden vol leedvermaak.

'O ja.', zei hij. 'Alba noemde me ook zo. Een monster.'

Anna hapte naar adem. Ze sperde haar ogen open. 'Wat?'

'Ach, niemand zal je nu toch meer geloven. Ik kan het je net zo goed vertellen.' Hij legde zijn handen tegen zijn achterhoofd en leunde naar achter. Ze zag de kwaadaardige gloed in zijn ogen. 'Alba verraadde teveel. Ze vertelde geheimen aan degenen die het niet moesten weten. Jou, bijvoorbeeld. Dus ik heb de bewakers met haar af laten rekenen.'

'Nee.'

Anna wist dat het waar was. Ze had het altijd al gezegd. Maar nu het erkend was voelde het nog erger. Eerder was er een spoortje twijfel geweest. Eerder was er hoop geweest, dat het allemaal niet waar was. Dat het gewoon een leugen was. Nu was het bevestigd. Ze had het idee dat haar hart verpulverd werd. Misschien gebeurde dat ook wel. Misschien zorgde de medicatie ervoor dat ze een hartaanval zou krijgen.

Dat ze zou sterven.

Vreemd genoeg maakte die gedachte haar niet bang. Ze wilde nu alleen nog maar rust. Een warme arm om haar schouders. Ze wilde huilen. Heel hard. Maar de tranen bleven uit.

Ze kon helemaal niets doen. Frank had het al gezegd; niemand zou haar geloven.

Ze probeerde zich te bewegen. Ze wilde opstaan, en zich een weg naar buiten vechten, maar Frank duwde haar terug. Hij had er niet veel moeite voor nodig. Ze was krachteloos. Ze spartelde nauwelijks tegen toen hij haar in de vrolijk gekleurde kussens duwde.

Zwijgend bleef ze liggen. Haar ogen waren half gesloten. Het liefst was ze in slaap gevallen, om vervolgens nooit meer wakker te worden. Maar dat kon niet.

'Laat Jennifer met rust.'

Hij grinnikte. 'Wat ga je eraan doen? Ga je haar weer vertellen dat ik een moordenaar ben? Ze gelooft je niet meer, Anna.'

Elk woord voelde als een messteek, fel en pijnlijk. Ze kromp ineen. Tranen brandden in haar ogen.

'Nee.', fluisterde ze. 'Nee. Je kan niet...'

Frank duwde een vinger tegen haar lippen. Hij glimlachte, zoals hij dat altijd deed. Nep, gemaakt, en ongelooflijk geloofwaardig.

'Shh.' Hij staarde haar aan. Hij genoot hiervan. Hij genoot van haar pijn. Van haar woede, en haar angst. 'Ik kan het wel. Ik kan alles. En niemand zal me tegenhouden.'

Frank lachte smalend en gaf zijn collega's een teken dat ze het busje moesten starten. Brommend kwam het voertuig tot leven.

Anna kermde. Ze had willen gillen. Schreeuwen. Maar dat kon niet. Ze kon niets doen. Een vreselijk gevoel van wanhoop maakte zich van haar meester.

Ze zou weer in haar kooi gestopt worden. Ze zou weer gevangen zijn.

Niemand geloofde haar.

Niemand.

Een hete traan drupte op de kussens toen het busje in volle vaart naar Het WolvenHart reed. Terug naar de kooi. Terug naar de leugens.

Voorgoed.

Web van LeugensOnde as histórias ganham vida. Descobre agora