16.

19 6 10
                                    

'We zijn er.' Frank glimlachte en stapte uit de auto, waarna hij naar haar toeliep en met een hoffelijk gebaar de deur voor haar open trok. Hij stak zijn hand uit.

Ze knikte en pakte zijn hand aan. Ze stapte uit, en meteen voelde ze de gure wind in haar wangen snijden. Ze huiverde en keek naar de lucht. Grijze stapelwolken verzamelden zich boven haar hoofd, en maakten zich klaar voor een onweersbui. Jennifer hield van slecht weer. Ze hield ervan om dan binnen te zitten, met een warme kop koffie en een deken.

Om beschut te zijn. Veilig.

'Het is koud.', zei ze, terwijl ze haar handen langs elkaar wreef. 'Ik heb wel zin in een warme kop koffie.'

Hij grijnsde en liep het tuinpad op. De tuin, die vol stond met bloemen en planten, was keurig onderhouden. Ze keek op en zoog haar adem naar binnen. Het maakte een scherp, sissend geluid. Het huis was prachtig. Het had donkergele muren, en was beklommen door de natuur, waardoor het rechtstreeks uit een sprookje leek te komen.

Frank opende de deur en gebaarde dat ze eerst mocht gaan. Ietwat verbaasd om zijn beleefdheid stapte ze naar binnen. Ze was niet gewend dat iemand zo voorzichtig met haar omging, en ze genoot er met volle teugen van.

Het huis rook fijn. De geur van echte koffiebonen kwam haar tegemoet. Een warme licht flitste aan, en waadde de woonkamer in een gezellige gloed.

'Welkom in mijn paradijsje!' Hij spreidde zijn armen, om zijn territorium aan te geven. 'Geef mij je jas maar.'

Ze gaf hem haar jas en liep de woonkamer in. Het laminaat, dat zachtjes kraakte onder haar voeten, was gemaakt van donker hout, en de muren waren in een donkere schakering van rood geverfd.

'Wauw.', mompelde ze, vol verwondering. Ze glimlachte voorzichtig en liep naar de keuken.

Er was een bar, bevestigd aan de linkermuur. Ze nam plaats aan één van de barkrukken, die eromheen stonden. Frank liep naar de andere kant en begon koffie te zetten. Ze bestudeerde hem toen hij bezig was. Zijn grote handen bewogen langzaam. Zijn houding was energiek en zelfverzekerd.

'Dus,' hij grijnsde als een klein kind, en leunde met zijn handen tegen de bar. 'hoe gaat het nou echt?'

'Goed.', zei ze. Het was een automatisch antwoord, dat altijd uit haar kwam als er werd gevraagd hoe het met haar ging. Ze vergat dat ze bij Frank gewoon zichzelf kon zijn. Ze glimlachte flauwtjes. 'Nou, ja... Het had beter gekund.'

Hij knikte begrijpend en zette het koffieapparaat aan. Het gebrom ervan galmde door het huis.

'Je maakt je zorgen om Anna.', concludeerde hij.

'Ja.' Jennifer staarde naar haar handen, die rusteloos op de bar lagen. 'Dat doe ik altijd. Het is een gewoonte die ik niet los kan laten, ook al weet ik dat ze nu in goede handen is.'

'Dat snap ik.', hij schonk de koffie in twee bekers en schoof één ervan haar kant op, waarna hij plaatsnam op de barkruk tegenover haar. 'Maar Anna maakt het goed bij ons, echt. We doen alles wat we kunnen om haar te helpen.'

'Dus het gaat goed met haar?'

Hij aarzelde. Zwijgend blies hij in de dampende kop. 'Ze heeft last van psychoses. Ze kan de werkelijkheid niet meer van verbeelding onderscheiden. We zijn momenteel aan het bespreken of we haar medicatie kunnen verhogen.'

Ze knikte. Een stilte daalde neer over het huis. Het was een stilte vol met gedachten, vragen, en emoties, maar het was geen slechte stilte. Het was vredig.

'Denk je...', ze zuchtte en nam een slok koffie. Het was nog veel te heet, maar het maakte haar niet uit.
'...Denk je dat het kan overgaan? Dat ze ooit weer gewoon in haar eigen huis kan zijn?'

'Schizofrenie gaat niet zomaar over. Natuurlijk kunnen de verschijnselen minder worden, en de juiste medicatie kan het onderdrukken, maar als iets lang onderdrukt wordt ontploft het. Wat als ze je weer wat aandoet?', in zijn ogen zag ze oprechte bezorgdheid.

'Ik weet het niet.' Ze sloot haar handen om de koffie. De warmte ervan troostte haar. 'Ik weet het gewoon niet meer, Frank.'

Hij legde een warme hand op de hare. Hun blikken vonden elkaar. Ze hadden geen woorden nodig, de stilte was genoeg. Zwijgend zaten ze aan de bar, verstrengeld in een hypnose waar ze beiden niet uit konden ontsnappen.

'We kunnen ergens anders over praten, als je wilt.', zei Frank na een tijdje.

'Graag.', ze glimlachte flauwtjes. 'Vertel eens wat over jezelf.'

'O, ik ben niet zo interessant, hoor.'

'Dat geloof ik niet.', antwoordde ze koppig. 'Iedereen heeft een verhaal.'

Even was hij stil. Hij liet haar hand los en nam een slok koffie. 'Ik ben opgegroeid in Londen.', zei hij toen. 'Misschien had je m'n accent al gehoord.'

Ze grinnikte. 'Ja, klopt.'

'Ik woonde met mijn ouders en zusje. Het waren fijne mensen. Ik ging naar een fijne school. Toch heb ik er nooit bij gehoord. Alles leek een puzzel te zijn, en alle stukjes pasten perfect. Maar ik was dat ene stukje, dat uit de verkeerde puzzel leek te komen. Ik was anders.'

Ze luisterde aandachtig. Ze kwam tot rust bij hem. Zelfs zijn stemgeluid straalde kalmte uit.

'De andere jongens wilden politieagent worden.', zei Frank, met een halve glimlach. 'Ik wilde een psychiater worden. Ik vroeg me af wat er omging, in het menselijke brein. Het is fascinerend, vind je ook niet? We doen dingen. We worden verliefd. We worden gek. We doen mensen pijn. Dat alles begint in ons brein. Moordende gedachten, die zich heel langzaam door onze hersenen verspreiden, als een virus.'

'Een virus.', mompelde ze. Ze overwoog het woord. Hij had gelijk. Gedachten waren net zo gevaarlijk als een virus. Maar ze konden ook mooi zijn.

'Het is niet altijd een virus.', zei ze. 'Soms is het een geneesmiddel.'

Hij glimlachte wrang en staarde haar aan. Zijn hemelsblauwe ogen hadden een ietwat droevige glans.

'Dat moet ik dan nog meemaken.'

Web van LeugensWhere stories live. Discover now