Hoofdstuk 2

23 1 0
                                    

Tyler

Toen ik die avond naar huis ging, dacht ik telkens aan Rose. Het was fijn om bij haar in de buurt te zijn. Maar mijn gevoelens voor haar werden steeds sterker. Ik kon niet eeuwig haar beste vriend blijven. Ik wilde meer zijn dan dat. Terwijl ik over de straat liep, zag ik haar voor me. Haar ogen die straalden en fonkelden als sterren in de nacht. Haar lange, bruine krullen die perfect over haar schouders vielen. Haar donkerroze lippen en haar schattige zomersproetjes. De zomervakantie begon al bijna, en ik zag er tegenop omdat ik haar dan niet kon zien. Acht weken lang zonder Rose, hoe ging ik dat ooit volhouden? Rose was alles voor me, ik kon niet zonder haar.

Hand in hand liepen we door het lange gras. Om ons heen was een weide vol bloemen. Ik keek Rose even aan, ze had haar haren los gedaan. Ze vielen als een waaier over haar rug. Met haar mooie, blauw groene ogen keek ze me aan. Haar ogen straalden en voerden me mee in een draaikolk van liefde. De zomersproetjes op haar gezicht waren perfect. Net als haar lippen. Ik boog naar haar toe, zij deed precies hetzelfde.

Ik werd wakker van mijn wekker, geërgerd zuchtte ik en sloeg mijn wekker uit. Waarom moest dat stomme ding die fijne droom nou verstoren? Ik kleedde me vlug om. Het was bijna weekend en dan kon ik Rose een paar dagen niet zien. Ieder weekend was een marteling. Zou ik haar vertellen dat ik meer voor haar voelde dan alleen vriendschap? Ik wist het niet zeker. Hoe zou ze reageren? De onzekerheid maakte me bang. Alles leek al fout te gaan de afgelopen weken. Ik wist nog precies hoe Rose ingestort was na de dood van haar moeder. We hadden haar beiden zien sterven, en na haar dood konden we allebei geesten zien. Als we fietsten, leek het alsof er honderden mensen waren in plaats van twintig. In het begin schrokken we ons iedere keer dood, maar nu waren we er wel redelijk aan gewend. Toch bleef het raar, wij waren de enigen die geesten zagen. Niemand geloofde ons, iedereen dacht dat we het hadden verzonnen. Het was ongelooflijk vervelend dat niemand ons begreep. Mensen begonnen anders naar ons te kijken, alsof we hen ieder moment aan konden vallen. Voor Rose was het nog moeilijker. Thuis werd ze mishandeld, en op school werd ze niet serieus genomen.

Toen ik het schoolplein op liep, zag ik Rose al zitten. Ik liep meteen naar haar toe. "Hey Rose, gaat het?" vroeg ik, terwijl ik haar aan probeerde te kijken. "Nee, niet echt," fluisterde ze, verdrietig keek ze me aan. Ik ging naast haar zitten en sloeg mijn arm om haar heen. Ze legde haar hoofd op mijn schouder. Het was fijn om hier zo te zitten. Maar natuurlijk moest de bel dat weer verstoren. Het schoolplein stroomde langzaamaan leeg. Rose en ik liepen ook maar naar binnen toe. We zochten het goede lokaal en pakten onze boeken voor ons.

Blijf sterk...Where stories live. Discover now