Proloog

121 11 18
                                    

"The only way to deal with an unfree world is to become so absolutely free that your very existence is an act of rebellion

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.

"The only way to deal with an unfree world is to become so absolutely free that your very existence is an act of rebellion."
______________________

De tovenaar zoog al zijn adem naar binnen, en liet het met een sissend geluid tussen zijn gele tanden ontsnappen. Het witte licht dat de glazen bol verspreidde scheen genadeloos op zijn gezicht, dat veel weg had van de bast van een boom, met diepe rimpels en groeven. Zijn hand trilde toen hij die op de bol legde. Hij verafschuwde die trilling. Een teken van De Dood, die steeds langzaam dichterbij sloop. Als hij zijn oren spitste kon hij het al horen, achter hem. Wachtend tot zijn gammele lichaam het zou begeven. De tovenaar wist dat het einde nabij was, en hij wist dat hij het moest accepteren.

Maar hij kon niet sterven in een wereld als deze, waar hij voortdurend op de vlucht was. Waar hij zich voortdurend in angst waande, bang voor de schimmen tussen de bomen, en de mensen op het Dorpsplein. Hoe kon hij rust vinden in de dood, als hij in het leven niet eens rust kon vinden?

Hij gromde zachtjes, en sloot nu beide handen om de bol. Het stormde buiten. Als luchtmagiër herkende hij het geluid van de wind die op het huisje beukte als geen ander. Ook herkende hij het statische gevoel in de lucht. Spoedig zouden schichten en flitsen de hemel doorklieven.

Hij ademde diep in. Voelde hoe de lucht van zijn longen in zijn aderen gleed, en langzaam naar zijn vingers stroomde. De magie pulseerde in zijn handen, en deed gehoorzaam alles wat de tovenaar verlangde. In dit geval was dat Het Zicht. Hij verlangde om de koning te zien, in zijn gouden paleis, met zijn bedienden en slaven. Met een gouden kroon op zijn pikzwarte haar.

Een beeld verscheen in de bol, flakkerend als een langzaam dovende vlam. Het beeld was vaag, maar scherp genoeg. De tovenaar mocht dan wel oud zijn, maar aan zijn alerte, hemelsblauwe blik ontging niets. Hij staarde naar het silhouet van de koning, die op het schavot stapte. De houten planken van het podium kraakten onder zijn gewicht. Het klonk als een zacht gekerm, smekend om hulp.

Het beeld verschoof. Nu werd een jonge vrouw zichtbaar, vastgehouden door twee bewakers. Ze had ravenzwart haar, en groene, wanhopige ogen. Iedereen in Ravendal wist dat dat uiterlijk al een vloek op zich was. Dan was je een heks. Een heidens wezen, dat de wetten van de kerk weigerde te volgen.

Het beeld gleed weer naar de koning, die toekeek hoe de vrouw met haar hoofd op het houten blok werd gelegd. De koning perste zijn lippen stijf op elkaar. Zijn ogen twinkelden vervaarlijk toen hij het vonnis uitsprak.

'Deze vrouw,' Hij spuugde de woorden bijna uit, alsof ze niets meer was dan een insect. Als iets wat hij dood kon trappen, en wat hij met een opgetrokken lip onder zijn schoen vandaan kon vegen. En het ergste was nog dat hij dat ook zou kunnen, als hij zou willen. 'heeft de regels van dit koninkrijk overtreden. De regels die ons al zolang veilig houden. Veilig van dood, verderf, ziekten, en...' hij liet een korte stilte vallen. De menigte hield zijn adem in. '...magie.'

Er klonk geschokt gemompel. Angst flitste in de ogen van het volk. Ook zij wisten dat elk van hen de volgende kon zijn die met zijn hoofd op dat blok belandde.

'Deze vrouw,' ging de koning verder, 'heeft tegen de regels van de kerk in, magie beoefend, en heeft zich ingelaten met de duivel. En we weten allemaal dat die afgrijselijke zonde maar met één straf tenietgedaan kan worden. De dood.' Hij wierp een blik op de vrouw, die hartverscheurend huilde.

'Deze vrouw verdient niets meer dan te brandden in de vuren van de hel!' hij hief zijn handen bij die woorden, alsof dat het betoog krachtiger zou maken. Het was al krachtig genoeg, daar waren geen handgebaren voor nodig. De koning -die hier overigens volledig bewust van was- grijnsde. 'Heb je nog laatste woorden?'

'Nee! Nee! Alsjeblieft! Ik heb niets gedaan! Help me dan!' Ze schreeuwde en huilde, maar het werkte niet. Niets zou haar nog kunnen helpen. En dat wist ze zelf ook. Dat was te zien aan haar ogen, waar het licht langzaam aan het uitdoven was. Ze kregen een doffe glans. Haar kreten klonken zwak. Alsof al het leven wat ze ooit heeft bezeten haar al aan het verlaten was.

De tovenaar kromp ineen, overspoeld door herinneringen, en even verzwakte zijn magie. Het beeld flakkerde. De tovenaar haalde diep adem en concentreerde zich weer op de magie, die door zijn vingers in de bol stroomde. De vrouw schreeuwde nog steeds. 'Ik ben onschuldig! Ik heb kinderen! Je kunt niet-' ze werd bruut onderbroken door de beul, die in een rechte, vloeiende beweging beweging haar hoofd afhakte.

De tovenaar deinde achteruit. Zijn hart klopte in zijn keel. Het licht van de bol doofde, en het kleine huis werd overspoeld door een duisternis, dik en zwaar als een tapijt. De tovenaar hapte naar adem en duwde zijn handen tegen zijn ogen, alsof hij wilde wegduwen wat hij had gezien. Maar dat kon niet. Herinneringen waren koppig. Ze bleven in je hoofd. Plaagden je in je slaap. Ze vermoordden je langzaam.

Zijn ademhaling was snel en luid, als dat van een opgejaagde prooi. Dat was hij ook, besefte hij zich. Dat was hij altijd al geweest. En er was maar één persoon die daar verantwoordelijk was.

Azrail Abbadon, de koning van Ravendal.

De tovenaar haalde diep adem en stak een trillende hand in de lucht. Meteen gloeide het licht van de bol weer, gehoorzaam als altijd.

De koning stond op het schavot, zijn handen opgeheven, zijn overwinning vierend. Hij glimlachte naar het volk, die ineengedoken bij elkaar stonden, steun zoekend bij hen medemens. Sommigen lachten, in het volste vertrouwen dat dit hen nooit zou overkomen, omdat zij een braaf lid van de kerk waren.

De tovenaar schudde zijn hoofd. Mijn vrouw was ook een braaf lid van de kerk, dacht hij bitter. Ook zij werd niet gespaard.

Woede nestelde zich in zijn hart, en pompte door zijn aderen. Het vergiftigde zijn magie. Hij kon de duisternis van de woede voelen. Het was gevaarlijk, maar het voelde o zo goed. Dat was immers altijd zo met gevaar. We werden erdoor aangetrokken. We wilden zien hoe dicht je bij de afgrond kon staan. Want alleen die afgrond maakte dat je je levend voelde.

De bol spatte uiteen, in honderden kleine stukjes, die met een rinkelend geluid op de houten vloer terecht kwamen. De tovenaar staarde naar de laatste beelden die nog zichtbaar waren in de scherven. De koning, met zijn handen opgeheven. Het beeld verdween. De duisternis daalde weer neer over het huis.

De tovenaar balde zijn vuist, en maakte een besluit.

De koning moest dood. En als het nodig was zou hij daar persoonlijk voor zorgen.

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.
How to kill a king | DUTCHWhere stories live. Discover now