11. De schaduw

28 8 11
                                    

De schemering viel, en de lucht kleurde in prachtige tinten paars en rood

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.

De schemering viel, en de lucht kleurde in prachtige tinten paars en rood. Kat staarde naar het schouwspel en luisterde naar het gekabbel van de beek, die achter de waterput lag. De geluiden maakten haar rustig. En toch voelde ze een lichte angst borrelen in haar onderbewustzijn, als een ketel die wachtte om te overstromen.

Ze nam een hap van de appel, die ze voor haar vertrek uit het bos geplukt had, en staarde naar het kronkelpad. De enige route die vanaf de stadspoort naar hier leidde. Caelum zou elk moment kunnen komen, daar was ze van overtuigd.

Ze dacht aan Nox. Zou hij gevaarlijk zijn? Zou hij hen vermoorden? Hij hoefde daar immers weinig voor te doen. Hij hoefde haar maar aan te raken, en ze zou uit elkaar vallen alsof ze nooit bestaan had.

Ze zuchtte en sloot haar ogen. Meteen opende ze ze weer, bang voor een dreiging. Een stille schaduw, die zou wachten op haar moment van zwakte. Om vervolgens toe te slaan.

Ze huiverde en stond op. Als ze stond zou ze zich beter kunnen verdedigen. Ze gluurde langs een grote boom heen, naar Valderi, dat in al zijn glorie in onder haar lag. De heuvel waar ze op stond was hoog, en als alle soldaten een slechte conditie hadden, zoals Baldar, zou de klim voor hen moeilijk worden.

Ze staarde naar de stad. Het waren mooie huizen. Klein, maar kleurrijk en gezellig. Hoewel het avond begon te worden, was de markt op het plein nog in volle gang. Heerlijke geuren van versgebakken brood en exotische kruiden waaiden haar kant op. Ze zag mensen. Kleine stipjes, die zich langzaam door de straten bewogen.

Alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

Voor hen was het dat natuurlijk ook. Zij konden naar buiten zonder bang te zijn voor een wrede koning, of monsterlijke soldaten.

Zij waren vrij.

Kat voelde een steek van jaloezie. Ze scheurde haar blik los van de stad en nam nog een hap van de appel. Ze wist dat ze nooit vrij zou zijn. Dat moest ze accepteren.

En misschien, als ze de koning zou kunnen doden...

Ze durfde niet verder over die mogelijkheid na te denken. Dat zou toch niet lukken. Dat was onmogelijk.

Ze schrok op van het geluid van voetstappen op het droge zand. Ze herkende Caelums hijgende ademhaling, en draaide zich om. Een golf van opluchting overspoelde haar.

Ze hadden het gehaald.

Caelum leunde hijgend tegen de put aan. Nox stond vanaf een afstand toe te kijken. Wantrouwig nam hij haar in zich op. Zijn zwarte gewaad waaide op toen hij langzaam op haar afliep.

'En jij bent..?'

'Ik ben Kat.' Ze wilde uit pure gewoonte zijn hand schudden, maar liet die halverwege zakken.

'Is Kat een afkorting van Katherine?' vroeg hij.

Ze wilde antwoorden, maar Caelum was haar voor.

'Ja, maar ze wordt liever Kat genoemd.' zei hij, terwijl hij zijn handen in de lucht stak en zijn vermomming deed verdwijnen. 'Ik ben blij dat ik dat soldatenpantser uit mag. Het zit echt vreselijk strak.'

Nox staarde Kat nog even aan, draaide zich van haar weg en liep naar de put. Hij legde zijn handen op de stenen rand en staarde het water in.

'We moeten weg.' zei hij. 'De soldaten kunnen hier elk moment zijn.'

'Juist,' Caelum rommelde in zijn tas en haalde er een kaart uit. 'We moeten nu naar Noord-Ravendal.'

Kat fronste. 'Waarvoor?'

'Om Mara Arbor op te halen. Ze is een boself, die zich als het goed is nu in het Nachtwoud bevindt.'

'Het Nachtwoud? Het is al een tijdje geleden dat ik daar geweest ben. Ik moet toch nog wat oude vrienden opzoeken.' Nox grijnsde.

Kat sloeg haar armen over elkaar. 'Het Nachtwoud is levensgevaarlijk! Jij hebt makkelijk praten, jij bent onsterfelijk. Wij worden waarschijnlijk leeggezogen door een Zielenzuiger of zoiets.'

Caelum greep naar de tas en sloeg die om zijn schouders. 'Dat gaat heus niet gebeuren. Laten we maar gaan.'

Kat had geen andere keus dan ze te volgen.

Ze begonnen te lopen, over de heuvels die Valderi omringden. Caelum liep voorop, en vertelde over de route die ze het beste konden nemen. Nox liep zwijgend achter hem. Zijn voetstappen waren geluidloos, en zijn ademhaling zo zacht dat Kat zich soms afvroeg of hij wel ademde.

Zij sloot de rij af. Ze luisterde niet naar Caelum. Steeds weer wierp ze een zenuwachtige blik op de stad, bang dat ze ontdekt zouden worden.

Alle drie waren ze zich niet bewust van de schaduw die hen volgde. Hij sloop door de struiken, langzaam en behoedzaam.

Wachtend op een moment van zwakte. Als ze zouden slapen, bijvoorbeeld. Dan zou hij zijn slag slaan. Een kille glimlach kroop over zijn gezicht bij die gedachte.

~*~*~*~*~*~

De saffierblauwe jurk die Alice had moeten aantrekken zat vreselijk. Het korset duwde in haar ribben, en maakte haar ademhaling veel onnatuurlijker dan die zou moeten zijn. Ze had geen zin meer in huwelijkskandidaten, en de enige reden waarom ze het deed was om haar vader een plezier te doen.

En omdat ze geen keus had, natuurlijk. Ze moest doen wat haar werd opgedragen. Ze was immers de toekomstige koningin van Ravendal.

En een koningin moest een koning aan haar zijde hebben.

In gedachten vervloekte ze die woorden, die haar haar hele leven ingefluisterd waren.

Ze stond voor de gigantische deur van de troonzaal, die elk moment voor haar geopend kon worden. Ze slikte en knikte de soldaat toe, die het teken begreep en de deur opende.

Ze liep naar binnen, met kalme, zachte stapjes, precies zoals ze geleerd had. De koning zat op zijn troon, met een goedkeurende blik in haar ogen. Naast hem stond graaf Rudolf, haar zoveelste huwelijkskandidaat. Hij stond rechtop, en had zijn kin vooruitgestoken. Zijn blonde haar zat perfect in vorm, en zijn kleding was op maat gemaakt, zonder een enkele rimpel in de dure stof.

Hij vond zichzelf heel wat, dat kon ze aan hem zien.

Hij keek op. Zijn ogen bestudeerden haar. Zochten naar een teken van imperfectie, zoals iedereen dat bij haar deed. Ze liep langzaam op hem af.

Hij liep de trap die naar de troon van de koning leidde af, totdat ze zo dicht bij elkaar stonden dat ze zijn adem op haar huid voelde. Hij maakte een hoffelijke buiging en gaf een kus op haar hand.

'U bent prachtig, prinses Alice.' fluisterde hij. Zijn ogen schitterden.

Ze wierp haar vader een wanhopige blik toe. Ze wilde dit niet. Ze kon dit niet.

Maar ze had geen keus.

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.
How to kill a king | DUTCHWhere stories live. Discover now