37. Vluchteling

30 6 13
                                    

'Wakker worden, magiër

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.

'Wakker worden, magiër.'

De stem brak door in Caelums bewustzijn, als een verre echo. Hij kermde en draaide zich weg. Hij voelde zich alsof al zijn botten gebroken waren. Misschien was dat ook wel zo. De pijn die door zijn magere lichaam schoot was ondraaglijk. Hij wilde slapen. Alleen nog maar slapen, tot die vreselijke pijn weg zou gaan.

Maar de stem gaf niet op.

'Wakker worden.'

Hij voelde een zachte duw tegen zijn schouder en kromp ineen. Zijn hoofd bonsde pijnlijk.

De enige reden waarom hij zijn ogen opende was omdat hij zuur gal in zijn maag voelde. Hij draaide zich weg van de figuur en gaf over op de stenen. De wereld draaide voor zijn ogen toen hij zich op de grond liet zakken.

Caelum voelde de duistere aanwezigheid naast zich, maar hij had de kracht er niet voor om ook maar iets te doen. Hij voelde zich als verlamd.

Toen herinnerde hij zich weer wat er gebeurd was.

De soldaten. Het portaal.

De missie.

Hij deed een halfslachtige poging om overeind te komen, maar de touwen, die strak om zijn polsen en de rots achter hem gebonden waren, hielden hem tegen. Niet dat de touwen nodig waren. Ver zou hij toch niet komen, als hij zou vluchten.

De figuur, die dat ook al bedacht had, liet een kort lachje horen. Hij kwam dichterbij, en nu pas zag Caelum de inktzwarte ogen.

Een Schaduwelf.

'Ik had niet verwacht een luchtmagiër in de Gebergten van Gehenna aan te treffen.' hij legde een koude vinger tegen Caelums voorhoofd. Caelum voelde hoe de elf zijn gedachten binnendrong. Hij voelde hoe elke herinnering, elk gevoel in de gedachten van de figuur voor hem terecht kwam. Een kille glimlach krulde om zijn lippen. 'Aha. Nu valt alles op zijn plek. Jij bent de leider van de Rebellen, nietwaar?'

Caelum, die zijn uiterste best deed om de woorden van de elf te verwerken, schudde verward zijn hoofd.

'Rebellen?' zijn stem klonk schor.

'Zo noemen ze jullie. De Rebellen, een groep nobele helden die de koning zouden gaan doden.' hij grinnikte. 'Dat gaat je goed af, zo te zien.'

'Laat me gaan.' de woorden kwamen veel minder krachtig uit zijn mond dan bedoeld. Hij bewoog zijn arm, maar de vlammende pijn schoot meteen weer door hem heen. Zwarte vlekken dansten in zijn gezichtsveld. Hij knipperde.

'En dan?' de Schaduwelf fronste. 'Je komt niet ver, in deze staat.' Even zweeg hij. Hij perste zijn dunne lippen op elkaar.

Toen stond hij op. Hij bewoog twee vingers in de lucht, en dit was genoeg om een jonge Schaduwelf uit de schaduwen van de grot te laten stappen. Het was een jonge meid, met dezelfde inktzwarte ogen, maar een zachtere blik. Ze hurkte bij Caelum, en begon in haar tas te rommelen. Ze haalde er een paar flesjes uit, en begon enkele ingrediënten te vermengen. Haar blik was gericht op haar mengsel, en ze had Caelum nog geen enkele blik gegund.

De mannelijke Schaduwelf keek stil toe. Hij vouwde zijn handen achter zijn rug.

'Het is natuurlijk van wereldwijd belang dat we jou en jouw missie ondersteunen, Caelum Venturius.' zei hij. 'Daar staat tegenover dat we rijkelijk beloond zullen worden als we je aan de koning zullen uitleveren, en bovendien heb ik mijn twijfels over het slagen van je doel.' hij trok een wenkbrauw op.

'We...' hij haalde diep adem. Felle pijn schoot door hem heen. 'We zullen slagen.' raspte hij.

De andere Schaduwelf was klaar met haar mengsel. Ze zette het tegen Caelums lippen en knikte hem toe.

Caelum staarde naar het mengsel. Groene en gele kleuren vermengden zich in iets wat er uiterst onbetrouwbaar uitzag. Hij hield zijn lippen op elkaar geperst. Hij vertrouwde hen niet.

'Faelia is één van onze beste genezeressen.' zei de Schaduwelf. 'Ze weet wat ze doet.'

Faelia glimlachte kort, dankbaar voor het compliment, en knikte nog eens naar het mengsel. Zwarte lokken haar omlijsten haar bleke gezicht. Er zaten blauwe kralen in haar haar, het enige kleuraccent dat ze bezat. De rest van haar was grauw. Haar kleding was zwart, afgewisseld door enkele tinten grijs. Zwarte armbanden rinkelden om haar pols.

Caelum keek op, naar de andere Schaduwelf. Hij zag er al net zo grauw uit. Hetzelfde bleke gezicht. Dezelfde duistere kleding.

Deze wezens kwamen immers nooit uit hun grotten, en als ze dat al deden was dat om te jagen. Ze leefden in de schaduwen, net als elk magisch wezen dat deed. Caelum ook. Ze waren allemaal hetzelfde, besefte hij zich. Magiër, elf of draak. Allemaal waren ze op de vlucht voor een kwaad zo duister dat niemand het kon uitroeien. Nog niet.

Caelum opende zijn mond, en keek toe hoe Faelia het drankje voorzichtig naar binnen goot. Het smaakte bitter, en had veel weg van Mara's thee. Hij kokhalsde, maar wist het toch door te slikken.

Faelia schonk hem nog een glimlachje. Ze stond op en liep de kamer uit, stil als een kat in de nacht. De Schaduwelf keek Faelia na. Een emotie schoot door zijn blik die onmogelijk thuis te brengen was. Hij schraapte zijn keel en wendde zich tot Caelum.

'Je bent zeker van je zaak, magiër. Waarom, als ik vragen mag? Jij bent slechts een sterveling, net als je bondgenoten.'

Caelum, die de hernieuwende kracht van het drankje door zijn aderen voelde stromen, ging rechtop zitten. De touwen sneden in zijn polsen toen hij dat deed.

'De koning is ook slechts een sterveling.' zei Caelum. 'En de koning heeft niet wat wij hebben. Magie.'

'Nee. De koning heeft een leger vol bloeddorstige soldaten.' De Schaduwelf trok zijn wenkbrauw op. 'De kans dat jullie dit overleven is klein. Ben je bereid om die mensen, jouw bondgenoten, de dood in te sturen, als dat moet?'

Caelum zweeg. Hij hief zijn hoofd, en keek de man aan.

'Elke oorlog vereist de nodige offers. Ik ben bereid die offers te maken.' hij glimlachte. 'Ik weet zeker dat jij dat ook bent.'

De Schaduwelf maakte een grommend geluid. 'Jij weet helemaal niets van mij.' Hij begon te ijsberen. Zijn voetstappen galmden door de grot.

Caelum gaf een ruk aan het touw. Het gaf niet mee. Hij rukte nog eens, niet van plan om op te geven. Zijn polsen brandden van het ruwe touw.

'Dat klopt.' zei Caelum kalm. 'Maar ik weet dat je een vluchteling bent. Zoals wij allemaal. We vluchten, ons hele leven al. En ik weet dat wij vluchtelingen het zat zijn. We zijn klaar met de kooien, de gevangenissen en de vooroordelen. Ik weet dat jij niets liever wilt dan een dode koning. Jij wilt bloed zien vloeien.' hij grijnsde. Zijn hemelblauwe ogen glinsterden. 'Wij allemaal.'

'

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.
How to kill a king | DUTCHWhere stories live. Discover now