26. Vreemde vogels

30 6 10
                                    

'Waar denk je aan, Alice?'

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.

'Waar denk je aan, Alice?'

Haar vader zat tegenover haar aan de lange tafel. Sinds de gevangene 'ontsnapt' was, was hij in een vreselijk humeur. Rudolf zat naast haar, en had bezitterig zijn arm om haar middel geslagen.

'Aan de bruiloft, vader.' antwoordde ze, terwijl ze de kip aansneed. In werkelijkheid dacht ze aan Samuel. Of hij het zou overleven. 'Ik verheug me er ten zeerste op.'

Rudolf verstrakte zijn greep op haar. 'Dat is geheel wederzijds, prinses.' hij drukte een kus op haar wang.

Ze wist een glimlach op haar gezicht te toveren.

De koning knikte. De rimpels in zijn gezicht waren goed te zien.

'Rudolf,' zei hij. 'Binnenkort zul jij koning zijn.'

Alice verachtte die woorden. Ze haatte het plannetje dat haar vader en Rudolf hadden opgezet. Rudolf zou de kroon overnemen, en de heerser van het koninkrijk worden, en haar vader kon het graf in gaan, gerustgesteld door de gedachte dat Alice niet de regie had.

Maar ze voorzag het plan, en ze zou er alles aan doen om het te stoppen.

'Kun je die verantwoordelijkheid aan?' vroeg haar vader aan Rudolf.

Rudolf knikte. 'Vanzelfsprekend, uwe majesteit. Ik weet zeker dat het koninkrijk me met open armen zal ontvangen.'

Alice moest een schamper lachje onderdrukken. Ze deed net alsof ze hoestte, en stond op.

'Ik ga naar mijn kamer. Het was een vermoeiende dag.'

Ze moest Samuel eten brengen, en geneesmiddelen. Ook moest ze de man in de spiegel om hulp vragen. Misschien wist hij hoe ze Samuel kon helpen.

Maar haar vader stak daar een stokje voor. 'Wacht, Alice.' hij had zijn wenkbrauw opgetrokken, en zijn wijsvinger in de lucht gestoken, een autoritair trekje van hem dat ze haatte.

Ze had al aanstalten gemaakt om weg te lopen, maar bleef staan. 'Wat is er, vader?'

'Er is een trouwjurk gereed gemaakt, en ik zou graag willen dat je het past.'

Ze slikte een aantal sarcastische antwoorden in en knikte. 'Natuurlijk.'

'Ik loop wel mee.' zei hij. Hij stond op, en liep met haar de troonzaal uit. Hij had zijn hand op haar onderrug gelegd, een manier om haar de juiste kant op te sturen. Het liefst had ze de hand weggeduwd, maar dat deed ze niet. Ze volgde hem gehoorzaam.

Hij opende de deur, en onthulde een prachtige, witte jurk, met lange, kanten mouwen en een bolle rok. Het was van een dure stof, dat zag ze meteen, en de parelketting om de hals van de paspop had zeker ook een fortuin gekost.

Ze voelde de paniek, borrelend in haar binnenste. Waar was ze mee bezig? Wist ze dat wel? Ze dacht de touwtjes in handen te hebben, en een strak plan te volgen, maar was dat wel zo?

Nu het huwelijk zo dichtbij kwam raakte alles aan het wankelen.

~*~*~*~*~*~

'Ik zie het einde al.' Nox wees naar een fel daglicht, dat tussen de donkere bladeren doorscheen.

Mara knikte afwezig. Ze keek om zich heen. 'Moment.' mompelde ze. 'Ik moet...' ze maakte een gebaar naar de struiken. Zonder op antwoord te wachten dook ze het bos in, achter een dikke eikenboom. Ze plaste niet. Ze moest helemaal niet.

Ze stroopte haar mouw op en bestudeerde de wond, die de doorn van de monnikskap op haar pols had achtergelaten. Het was een lange, bloederige snee. Het gif was recht in haar bloedbaan gedrongen. Het raasde nu, op weg naar haar hart. Ze slikte en wierp een blik op Nox, die zich had omgedraaid, en geduldig wachtte tot ze klaar was.

Ze beet op haar lip en duwde haar mouw weer naar beneden, de wond verhullend. Ze stapte achter de bomen vandaan.

'Zullen we doorgaan?' vroeg ze. 'Ik kan niet wachten om het daglicht weer eens te aanschouwen.' In een stevig tempo liep ze voorop, hopend dat hij de angst in haar gezicht niet zou opmerken.

Dat deed hij wel. Ook hij versnelde zijn tempo, zodat hij naast haar liep.

'Gaat het wel? Je ziet zo bleek.'

Ze glimlachte flauwtjes. 'Ja. Het gaat.'

Ze wilde het hem niet vertellen. Als ze het hem zou vertellen, dan zou het echt zijn. En ook al voelde ze de wond brandden, nu voelde het nog niet echt alsof ze op sterven lag.

Ze legde een hand op haar dolk, alsof dat haar zou kunnen verdedigen tegen wat er komen zou.

Ze wilde nog niet doodgaan.

Nox' stem onderbrak haar panische gedachtestroom.

'Ik ben benieuwd of Caelum en Kat nog leven.'

Even was ze stil. 'Ik denk van wel. Het zijn vreemde vogels, maar overlevers.'

Nox lachte. 'Ik denk dat we allemaal vreemde vogels zijn, volgens de normen en waarden van dit koninkrijk.'

Ze haalde haar schouders op. 'Beter een vreemde vogel dan een saaie duif.'

'Daar proost ik op.' hij maakte een gebaar alsof hij een glas hief. 'Hadden we maar een echt glas bier.' hij likte zijn lippen af.

Ze schudde lachend haar hoofd. 'Ik heb nog nooit bier gedronken. Alleen thee.'

'Dan heb je wat gemist. Al smaakte je thee ook niet verkeerd.'

'Er zit eucalyptus en pijnbladeren in,' legde ze uit, 'gemengd een tot moes gemengde tenebris eruca.'

'Een wat...?'

Ze grinnikte. 'Tenebris eruca is een rupsensoort, die alleen in het NachtWoud leeft. Ze smaken best goed, mits ze goed bereid zijn.'

Nox trok zijn lip op. 'O. Dat is...' hij zocht even naar het juiste woord. 'Interessant, denk ik.'

Zwijgend liepen ze verder, het daglicht van de buitenwereld in. Langzaam maar zeker veranderde hun omgeving, die bestond uit donkere bomen met inktzwarte bladeren, in het groene gras en de heldere zon. Ze stonden aan de rand van het NachtWoud.

Mara nam alles met grote ogen in zich op. De bloemenweide, die zich voor hen uitstrekte, geurde heerlijk, en de zon scheen haar warme stralen op haar neer. Ze grijnsde en draaide zich om, haar ogen sprankelend van geluk.

'We hebben het gehaald, Nox.'

'

Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.
How to kill a king | DUTCHWhere stories live. Discover now