2 (l)

26 1 2
                                    

Noa

De grote klok op het perron van Brussel-Zuid geeft aan dat mijn trein naar Parijs er ieder moment aan kan komen. Mijn ogen vechten tegen de vermoeidheid. Ik word loom van al dat reizen.

Gelukkig stap ik over in een nachttrein, waardoor ik gerust mijn ogen zal kunnen sluiten.

Gisteren nog kreeg ik het verschrikkelijke nieuws te horen van mijn ouders. Ik had me opgesloten in mijn kamer en mezelf schor geschreeuwd met de mantra "Ik blijf hier! Jullie kunnen me niet dwingen!".

Fout gedacht dus. Na wat met mijn slaapkamerdeur gepield te hebben kreeg papa hem open. De herinnering aan zijn triomfantelijke blik maakt me nog steeds woedend.

En hier sta ik dan. Het ergste is nog dat ik een babysitter bij me heb, die ervoor moet zorgen dat ik de juiste treinen pak en niet stiekem een andere kant op vlucht.

"Daar is 'ie," zegt mijn moeder opgelucht.

In de verte verschijnt een hogesnelheidstrein. Het ding dat mij naar de hel zal brengen.

Mama pakt de kraag van mijn jas beet en kijkt me met grote ogen aan. "Onthoud, niet met vreemden spreken en uit de buurt van jongeren en mannen blijven."

Terwijl ze me stevig omhelst, rol ik met mijn ogen. "Bedankt voor je betrokkenheid," mompel ik onder mijn adem.

Mama duwt me richting de trein en bij het instappen overhandigt ze me mijn koffer. Na een vluchtige kus op mijn wang en één laatste poging haar zielig aan te kijken, verdwijn ik in het voertuig.

De eerste coupé die ik inloop is leeg op twee mensen na. Ik laat mezelf in een grote comfortabele stoel zakken bij het raam en plaats mijn bagage op de grond voor mijn voeten. Meerdere mensen stappen in, maar de stoelen raken bij lange na niet gevuld.

Enkele minuten later klinkt het gefluit van de conducteur waarna de trein langzaamaan in beweging komt.

Mama staat nog op het perron, in mijn gezichtsveld, en zwaait naar me met een pijnlijke glimlach. Zwakjes tover ik eenzelfde op mijn gezicht en gebaar slapjes met mijn hand totdat ze uit beeld verdwijnt.

Het vooruitzicht aan een logeerpartijtje in deze trein en het opgewacht worden door de geweldige Kristina geeft me buikpijn, maar de vermoeidheid weegt te zwaar en neemt het algauw over van de zenuwen.

Mijn telefoonwekker gaat rond een uur of negen af. Verbaasd dat ik de hele nacht doorgeslapen heb zet ik het ding uit. Wanneer ik om me heen kijk zie ik dat ik niet de enige ben met een gezonde nachtrust.

Een jongen precies aan de overkant van mij ligt nog te slapen. Ik grinnik om zijn volledig ontspannen gezicht, totdat ik me bedenk waar ik naar op weg ben en de glimlach van mijn lippen verdwijnt.

Na een poosje wakker worden besluit ik mezelf even te fatsoeneren. En dat is een goed idee, besluit ik wanneer ik in mijn handspiegeltje kijk.

Ik vis een borstel uit mijn tas om mijn pluizige witblonde haar tot bedaren te manen. Onder lichte blauwe ogen hebben zich donkere wallen gevormd. Helaas kan ik daar niet zoveel tegen doen, dus haal ik mijn schouders op en wrijf nogmaals de slaap uit mijn ogen.

Net wanneer ik mijn spullen terug in mijn tas schuif, verschijnt een man van middelbare leeftijd in de wagon. Zijn uniform vertelt me dat het een treinconducteur is, en ik wil mijn treinkaartje al tevoorschijn halen wanneer ik het stalen roldienblad onder zijn handen zie.

"Heeft u interesse in een ontbijtje?" vraagt de man vriendelijk in het Engels. Aan zijn hoorbare accent vermoed ik dat het officieel een Fransman is.

Duae [Inactief]Where stories live. Discover now