4 (l)

15 0 0
                                    

             Noa

“Is dat Kristina?”

Terwijl Menno en ik op de terugweg richting het appartement lopen, passeren we een klein cafeetje. Die unieke roodblonde haarkleur herken ik uit duizenden.

Menno buigt zich iets naar voren en knijpt zijn ogen samen om door de donkere ruiten van het café te kijken. “Je hebt gelijk.”

Ik wil naar binnen lopen, maar Menno grijpt mijn arm vast. “Doe maar niet.”

Verbaasd kijk ik hem aan. “Hoezo niet? Ik wil alleen vragen of ze bijna klaar is. Misschien kunnen we ergens ijs halen.”

De blonde jongen glimlacht. “En dat is ook lief van je. Maar vertrouw me nou maar, Kris is niet iemand die graag gestoord wordt. En vooral niet wanneer ze een zakelijke afspraak heeft.”

“O.” In gedachten zie ik voor me hoe Kristina van opgewonden gegil naar woedend gekrijs gaat. De verleiding om het gebouw binnen te stappen is plotseling een stuk kleiner. Wanneer Menno op zijn mobiel kijkt, die er overigens veel hipper en moderner uitziet dan de mijne, zien we dat het bijna twee uur is. Maar vijf minuten later lijken Kristina en de onbekende vrouw waarmee ze aan tafel zit nog steeds geen aanstalten te maken om te vertrekken.

“Laten wij anders alvast dat ijsje halen,” zegt Menno knipogend, die duidelijk ook geen zin heeft om langer te wachten.

“Graag!”

Terwijl we samen door het bruisende Parijs lopen bedenk ik me hoe gek dit alles is. Gisterochtend zat ik nog in een trein, de avond ervoor op mijn donkere kamer. En nu loop ik door één van de bekendste en grootste steden van de wereld met een jongen aan mijn zijde waarbij ik me toch enigszins op mijn gemak voel.

Vreemd hoe het leven van het een op het andere moment zo verschillend kan zijn.

“Dat ziet er goed uit,” verzucht Menno wanneer we voor een klein winkeltje stoppen. De glazen ruiten zijn beschildert in de meest felle kleuren en lokken ons naar binnen.

Ik kan nog net de behoefte om de hele winkel leeg te kopen onderdrukken wanneer ik de meest uiteenlopende ijssmaken ooit in een smetteloze toonbank zie zitten.

“Pas op,” zegt het honingblonde model na een por tussen mijn ribben. “Je kwijlt bijna.”

Ter beantwoording slik ik de opgehoopte lading vocht in mijn mond door en loop dichter naar de toonbank toe. Een mollige, Italiaans uitziende man begint tegen ons te praten, maar het lijkt wel alsof het ijs en ik de enige twee in de ruimte zijn.

Goed, ik begin te overdrijven.

Met een verlegen blik richt ik me op Menno, die tot mijn verbazing in perfect Frans begint te praten. Opgelucht fluister ik hem toe welke smaken ik wil: citroen en aardbei.

Wanneer we weer buiten staan, een goddelijk stukje paradijs in onze handen, buig ik me naar Menno toe.

“Waar heb jij geleerd zo prachtig Frans te spreken?”

De jongen lacht. “Pure interesse voor de taal. Ik haalde op school negens en tienen, omdat het bijna het enige vak was waar ik daadwerkelijk iets voor deed.”

Al likkend aan mijn aardbeienijs denk ik fronsend aan de vijf op mijn cijferlijst.

Tegen de tijd dat we weer bij het café aankomen, staan Kristina en de vrouw buiten op de stoep. Ze zijn nog diep in gesprek, maar lijken afscheid te nemen wanneer Menno en ik een meter voor het paar tot stilstand komen.

De vrouw draait zich van mijn nicht af om weg te lopen, en bijna botst ze tegen ons op. Ik weet nog net te voorkomen dat haar witte sjaal in mijn ijsje belandt.

Wanneer haar blik op mij valt worden haar ogen groot. Ze zal toch niet boos zijn dat ik in haar weg sta? Snel zet ik een stap opzij.

“Zeg, Kristien, is dit jouw zusje?” De vrouw stoot mijn nicht aan met haar elleboog zonder haar blik van mij af te halen. Bloed stijgt naar mijn wangen. Het liefst zou ik me nu helemaal achter Menno willen verstoppen, maar hij zet een stap naar voren om zich bij Kristina te voegen en ook naar mij te kijken. De verrader.

Kristina lacht nerveus. “Dit is mijn nichtje, Noa. Noa, dit is mevrouw Occase. Zij zorgt ervoor dat ik wordt voorgesteld aan-“

“Is die sneeuwwitte kleur van jezelf, lieverd?” onderbreekt de vrouw Kristina terwijl ze onbeschaamd een lok van mijn haar beetpakt.

Met grote ogen knik ik naar haar, alsof ik bang ben een verkeerd antwoord te geven.

“En die jukbeenderen,” mompelt ze, alsof ze het meer tegen zichzelf dan iemand anders heeft, terwijl haar vingers over mijn wangen glijden.

De betovering in mevrouw Occase’s ogen verdwijnt plotseling wanneer ze geconcentreerd in haar dure handtas begin te grabbelen. Even later haalt ze er een kaartje uit, drukt deze met een veelbetekenende blik in mijn hand en werpt nog één keurende blik over mijn hele lichaam.

“Bel me,” zegt ze kort en krachtig voordat ze langs me heenloopt en het getik van haar hakken in de verte wegsterft. Stomverbaasd kijk ik de vrouw na, totdat Menno plotseling juichende geluidjes begint te maken.

“Weet je wel wat dat betekent?” vraagt hij terwijl ik naar het kaartje in mijn hand kijk.

Het papier is dik en mat, de letters zwart en zonder poespas. Een naam. Een nummer.

Kristina kijkt van Menno naar mij. “Je bent ontdekt.” Het gegil begint opnieuw.

Duae [Inactief]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu