3 (lll)

297 1 2
                                    

             Claire

Rennen, rennen, rennen.

De spieren in mijn benen verkrampen, maar de impulsen blijven komen.

Ik ren - nee, ik vlieg. De bomen zijn een groene waas om me heen, alsof ik langs de snelweg sta en stilstaand naar de voorbijkomende auto's kijk.

Achter me hoor ik het geroep, het gevloek, en bovenal, de voetstappen.

Ze zijn snel, maar niet snel genoeg.

Al die jaren die ik op de dure turnlessen van papa heb gespendeerd zijn ergens goed voor geweest. En de drang in mijn jongere tienerjaren om net zo slank als de modellen op de voorkant van Vogue te zijn en daardoor enthousiast iedere week te gaan hardlopen ook.

Wat ik net gezien en gehoord heb was niet voor mijn ogen en oren bestemd. Dat maken ze nu wel duidelijk met hun achtervolging.

"Sophie! Sophie! Verdomme ... Sophie!"

Jules schreeuwt nog het hardst van allen.

Ik wist wel dat er iets niet helemaal klopte aan die jongen. De kille blik die vaak in zijn ogen te vinden is, die stoere houding altijd. En dan dit geheime akkefietje in het midden van het bos.

In plaats van me op de snelle voetstappen achter me te richten, focus ik me op mijn ademhaling. In, in, in - uit, uit, uit. Kort en krachtig.

Het enige wat mijn snelheid belemmert zijn die stomme regenlaarzen aan mijn voeten. Ze zijn te bewegelijk, niet stevig genoeg ...

Een nieuwe kogel wordt afgevuurd.

Met een harde plof raak ik de grond. Aarde vliegt in mijn mond en neusgaten, maar ik spuug het er net zo snel weer uit.

Ik ben niet geraakt, dat kan niet. Ik voel niets, geen pijn, niets. Het was de schrik die mij voorover dwong. Overlevingsinstinct: dekking zoeken.

En dat overlevingsinstinct speelt meteen weer op wanneer ik achterom kijk en Jules op zie springen. De andere twee jongens liggen op de grond en krabbelen langzaam overeind.

"Waarom deed je dat, idioot!?" buldert Jules.

Voordat de jongen antwoord kan geven is mijn neef al bij hem vandaan geschoten. Ik spring overeind en begin opnieuw te rennen.

Het voelt moeilijker dit keer, na die pauze, na dat rustmoment. Mijn spieren moeten er weer inkomen, en bovendien brandt er angst door mijn lichaam.

Maar er pompt een nieuwe lading adrenaline door mijn lichaam wat het terugvallen in mijn snelle tred gemakkelijker mogelijk maakt.

Wat een debielen zeg. Waren ze op mij aan het schieten? Of dachten ze dat het willekeurig afschieten van een kogel me zou doen stoppen?

Nou, in dat laatste geval hadden ze gelijk, maar gezien de stand tussen ons is dat plan niet goed uitgepakt.

De boerderij en haar weilanden komen in zicht en ik haal opgelucht adem. Jules is echter nog steeds vlak achter mij te vinden, constant mijn naam roepend en constant het herhalen van een dosis scheldwoorden.

Ik rem af wanneer ik Fred voor het gebouw zie staan, wetende dat Jules niks met me zal doen zolang zijn vader in de buurt is.

"Sophie-Claire?" roept Fred verbaasd wanneer hij me in de gaten krijgt.

Hijgend sprint ik op hem af en bezwijk dan een paar meter voor zijn voeten. Wanneer ik achterom kijk is Jules verdwenen. Tuurlijk.

"Waarom was je zo hard aan het rennen, kind?" De man helpt me overeind en ondersteunt me naar binnen.

Duae [Inactief]Where stories live. Discover now