2 (ll)

16 1 0
                                    

Claire

De bus schommelt gevaarlijk heen en weer op het zanderige landweggetje.

Vanuit de pijnlijk felle lucht schijnt de zon recht in mijn gezicht. Al een uur heb ik geen enkel teken van de bewoonde wereld meer gezien, enkel modder, gras en bomen.

De bus zit propvol en ik heb het veel te benauwd. Mijn stoel zit niet lekker. Er hangt een zweetlucht in het voertuig en het maakt me misselijk.

Ik haat dit land. Ik haat deze mensen. Ik haat die stomme natuur.

Maar bovenal haat ik mijn ouders.

De enige twee mensen in je leven die je volledig hoort te vertrouwen. Ze hebben het heerlijke stadsleven van me afgepakt, me ontzegt van enig afscheid van Fien of Mark en me op deze vreselijke stinkbus gezet.

Daarnaast maak ik me behoorlijk zorgen om Alex. Ik ben niet bang dat het nieuws uitkomt, maar wel dat mijn ouders hem lastig zullen gaan vallen. Ze zijn veel te bang voor het vuilmaken van hun reputatie, dus onze heimelijke kus zal wat mijn ouders betreft voor eeuwig tussen de vier muren van onze woonkamer blijven.

"Ik ben ook zo'n ontzettende idioot," sis ik in mijn mobiel. "Als ik mijn verdomde mond nou niet voorbij had gepraat zat ik nu misschien niet in deze shit."

"Kalmeer, liefje," sust Mark me aan de andere kant van de lijn. "Hebben je ouders nog iets gezegd over die camerabeelden? Staan Fien en ik er ook op?"

Ik hap naar adem. "Egoïstisch kreng dat je bent!"

Enkele passagiers kijken vanuit hun ooghoeken mijn kant op. Zuchtend wend ik me naar het raam.

"Sorry, zo bedoelde ik het niet, Claire. Ik vind het echt rot voor je."

"Ik moet mijn hele vakantie in één of ander hol doorbrengen met een stelletje boeren die ik amper kan verstaan."

"Hoe kom je eigenlijk aan je mobiel? Ze hebben je laptop toch ook afgepakt?"

"Die heb ik natuurlijk mee weten te smokkelen, Mark. Wat denk je wel niet van me? Ik heb gewoon mijn oude telefoon aan ze gegeven. Als ze er ook nog achter zouden komen dat ik al maanden dit gejatte ding heb..."

Vanachter mijn schouder zie ik behoorlijk wat geïnteresseerden mijn kant op kijken. Ik werp ze een woedende blik wat maakt dat mijn toeschouwers zich snel van me wegdraaien.

"Mijn hele vakantie is gewoon verpest," verzucht ik.

"Wat ... je? ... versta ... slecht." Mark's stem valt weg en ik rol met mijn ogen. Ook dat nog. Nog iets wat ik aan deze plek vervloek: slecht bereik.

Ruim een halfuur later komen we eindelijk aan bij een of ander dorpje wat uit het jaar 1500 lijkt te komen. Een minuscule supermarkt en een klein postkantoortje vangen mijn blik bij het uitstappen.

De frisse lucht doet me goed terwijl ik mijn koffer met me meesjouw. Pas na een paar minuten kom ik erachter dat er wieltjes op zitten.

Voor de gevel van het postkantoortje staat een mollige man van middelbare leeftijd. Zijn buik puilt uit over een vieze broek die met bretels om zijn lichaam zit geklemd. In zijn gezicht herken ik onmiddellijk de ogen van maman.

Voor de rest is hij niets behalve een vage vreemdeling uit half-verloren herinneringen.

"Sophie!" roept de man breed glimlachend terwijl ik voorzichtig dichterbij komt.

"Dag, oom," zeg ik, in een poging enthousiast te klinken. Zelfs ik hoor de tegenzin in die woorden.

"Zeg maar gewoon Fred." Zijn Vlaamse accent verwelkomt me. De man pakt gauw mijn koffer over terwijl we richting een oud autootje lopen. "Wat lijk je toch op je moeder. Alleen dan knapper."

Duae [Inactief]Where stories live. Discover now