2 (lll)

17 1 0
                                    

                   Noa

Kristina en ik zitten in een taxi. Ze praat aan één stuk door over haar geweldige leven terwijl ik uit het autoraam tuur naar Parijs’ pracht en praal.

Het is een gruwel om zo dichtbij mijn nicht te zijn. Niet om haar oneindige geratel, of het feit dat ze zoveel succes heeft. Haar schoonheid.

Al kauwend op mijn lip staar ik vanuit mijn ooghoeken naar haar bovenbenen. Waarom zijn die van mij niet zo dun? Naast Kristina voel ik me net een olifant. Het lijkt wel of alles aan mij de uitvergroting is van haar, op enkel onze lengte na.

Hoe krijgt ze het in godsnaam voor elkaar om zo mager te blijven?

“We zijn er!” gilt Kristina.

Dat is ook zoiets. Doodnormale dingen, zoals het arriveren bij haar appartement, of het begroeten van haar nichtje, of het zien van een puppy op straat, is een reden voor Kristina om te gillen. Het geluid prikt in mijn oren.

Wanneer we uitstappen kijk ik met open mond naar de gevel van haar appartement. De stenen zijn lichtbruin, de ramen smal en hoog en o zo sierlijk. Het is een beeld dat je alleen in films ziet of op de internetpagina van één of andere beroemde fotograaf.

Mijn blonde nicht tovert een sleutelbos uit de broekzak van haar strakker dan strakzittende spijkerbroek. Een microformaat Eiffeltoren bungelt vrolijk heen en weer terwijl Kristina het slot opendraait.

Van binnen ziet alles er nog mooier uit. Zo mooi dat ik niks aan durf te raken.

Een steile omhooggaande trap is belegd met een dik, crèmekleurig tapijt. Nog een trap volgt. Bovenaan opent de blondine nog een deur. Smetteloos glanzend wit dit keer, met ingekerfde versieringen.

Het appartement is adembenemend. Ruim, licht, schoon.

“Is het niet prachtig, Noa?” gilt Kristina.

Mijn oren bonzen lichtjes na van het geluid terwijl ik om me heen kijk. Dure meubels, abstracte schilderijen, pasteltinten. Ik stop naast een boekenkast.

“Wauw, heb jij al deze boeken gelezen?” Bewonderenswaardig streel ik met mijn vinger langs een aantal kaften.

“Welnee,” blaast mijn nicht terwijl ze met haar hand gebaart. “Die staan er gewoon voor de sier.”

Fronsend loop ik verder langs fotolijstjes met modellenfoto’s, een witleren bank die er veel te duur uitziet om op te gaan zitten en een kast van een televisie die nog steeds glanst alsof hij gloednieuw is.

“Hoe kom je hieraan?” vraag ik wanneer we samen in een smetteloos witte keuken staan.

Kristina glimlacht speels naar me. “Een vriendin van me kent iemand die binnenhuisarchitecte is. Zij heeft dit voor me geregeld.”

Ik laat nogmaals mijn ogen over het appartement glijden. “Gaaf.”

“We delen trouwens een slaapkamer!” kermt mijn nicht. “Net als echte roommates! Vind je dat niet leuk?”

Snel knik ik, en hoop dat het overtuigend overkomt. Kristina is makkelijk te overtuigen, merk ik al snel, wanneer ze half dansend mijn koffer overneemt en voor me uit een gang inloopt.

De slaapkamer is lichtroze geverfd en bevat in de twee achterste hoeken een tweepersoonsbed. Samen met dikke tapijten, glanzende nachtkastjes en joekels van kledingkasten wordt de kamer opgevuld. Maar dat is niet wat mijn aandacht trekt. Het is het adembenemende uitzicht over Parijs met als kroon op de vuurpijl de Eiffeltoren achterin beeld.

“Dit is…” stamel ik terwijl ik naar het raam loop, niet in staat mijn zin af te maken.

“Onwerkelijk? Sensationeel? Niet onder woorden te brengen?” piept Kristina. “Ik weet het.”

Duae [Inactief]Where stories live. Discover now