Hoofdstuk 12

476 9 3
                                    

Weeral een nieuw stukje, ik hoop dat jullie het leuk vinden, je mag altijd reageren of voten! (: 

2/05/2012

Een passionele moord. Zo stond het in de krant. Er stond - voor die ene keer -  niet in dat het ‘een koelbloedige moord’ was. Hoewel ik dezelfde techniek gebruikt had. Het enige verschil was dat ik die kerel harder had doen lijden dan al mijn vorige slachtoffers. Levend zijn vinger afgeknipt,  hard geslagen, diepere snijwonden. Noem maar op. Het was meer wraak, wraak omdat hij mijn broer gekwetst had. Alleen was een man moeilijker dan ik dacht en werkte de verdoving minder krachtig. Hij was natuurlijk zwaarder, daar had ik aan moeten denken. Ik had veel risico’s genomen en hierdoor had ik steken laten vallen, maar niet onrustwekkend, dacht ik. Ik was ook niet heel zeker of ze deze moord zouden linken aan de vorige moorden. Er waren veel verschillen, maar de grote lijnen waren hetzelfde. Misschien dachten ze dat het een copycat was. Ze hadden alleen de man nog niet kunnen identificeren, dus daar had de krant nog niks over kunnen zeggen.

Ik was helemaal in mijn gedachten verzonken toen Robert, mijn broer, thee aan het zetten was. Hij schonk warm water  in mijn koeienmok. Het was niet mijn mok, maar die van mama. Ik dronk er gewoon altijd uit als ik bij mijn broer was. Dat deed ik uit respect voor haar. Ik deed het theezakje uit het water en legde het op het bordje. Mijn kopje was hierdoor een beetje vuil geworden en ik veegde met mijn hand het bruine water even weg. Daarna blies ik en nam kleine slokjes. Veel te warm natuurlijk. Mijn broer zat onrustig op de bank en zijn vrouw liep hier ook ergens  rond. Opeens belde iemand aan. Robert riep tegen zijn vrouw Sara of zij de deur wilde opendoen. Ik wist niet echt goed waarom hij zelf niet opstond, want ons gesprek was stilgevallen. Een beetje ongemakkelijk. De sfeer was hier gespannen. Sara miste natuurlijk haar minnaar die al enkele dagen niet was komen opdagen waardoor ze wellicht ongerust begon te worden.  Roberts humeur was ook onder nul want hij wist al een week dat zij een affaire had.  Ze maakten net als onze ouders jaren geleden veel ruzie. Dat vertelde hij niet, maar dat kon ik wel raden.

Door de ijzige stilte in de woonkamer hoorden we enkele vage stemmen. Twee lage mannenstemmen. Ik keek Robert even aan en onze blik kruiste kort. Je kon duidelijk de nieuwsgierigheid in zijn ogen zien. De deur van de woonkamer ging ineens open en ik draaide mijn hoofd ernaar toe. Twee mannen in blauwe politie-uniformen wandelden de woonkamer binnen met Sara op kop. Ik wist heel goed dat die twee mannen haar gingen vertellen dat haar minnaar dood was.  Aangezien de kerel – die ik vermoord had - een goede band had met zijn zus, dat had ik ontdekt na hem een week in het oog te houden, zou die zus vast en zeker wel iets hebben afgeweten van deze relatie. Niet onlogisch dat ze haar op de hoogte kwamen brengen en wat vragen kwamen stellen.

“Er zijn hier twee politieagenten,” zei ze. Ik rolde met mijn ogen. “Nee, je meent het,” zei ik sarcastisch. Robert wierp een verwijtende blik naar me en Sara keek me ook niet vriendelijk aan. Dat deed ze nooit. Ze mocht me niet. Ik haar ook niet.

“Zou je weg willen gaan?” vroeg ze kortaf. Ze keek mijn richting uit en knikte even naar de deur. Mijn blik ging naar Robert die meteen ingreep.

“Sara, ze mag heus blijven hoor,” zei hij. Ik grijnsde even naar Sara. Eigenlijk wilde ik zo min mogelijk in contact komen met de politie, maar ik was heel nieuwsgierig naar wat ze te zeggen hadden.

De politieagenten keken elkaar aan en daarna nam iemand het woord over.

“Zet u even neer, mevrouw Richards,” zei de jongste man. Er was een kleine leeftijdsverschil tussen de twee mannen. Sara knikte en zette zich op dezelfde bank als ik. Alleen aan de andere kant.

“We moeten u helaas meedelen dat John Grey  eergisteren overleden is of beter gezegd vermoord,” zei de man op zakelijke toon. “Het spijt me.” Mijn ogen keken Saras richting uit. Verbazing, verdriet en ongeloof, dat kon je aflezen van haar gezicht. Wat een drama. Ik keek Roberts kant op. Op zijn gezicht kon je ook wel wat verwarring en verbazing aflezen, maar je zag op zijn gezicht ook iets van opluchting.

“Vermoord..,” herhaalde Sara zacht en keek naar haar handen die op haar schoot lagen. Eigenlijk verbaasde het me dat dit allemaal gezegd werd in het bijzijn van mijn broer. Waarom werd dit niet apart besproken. Al snel werd het duidelijk. Ze keken Roberts kant op.

“Kende u meneer Grey goed?” vroeg de jongeman. Robert schudde zijn hoofd. “Maar u wist van de relatie tussen mevrouw Richards en meneer Grey af?” Mijn broer knikte en trok een pijnlijk gezicht.  “Waar was u gisterenavond rond acht uur ’s avonds?” vroeg de oudere man. Hij werd duidelijk ongeduldig en wilde even de leiding overnemen. Die twee politieagenten konden het duidelijk niet met elkaar vinden. Ze werkten niet samen, ze overlegden niet. Ze ging elk hun eigen gang.

“Ik zat thuis tv te kijken,” zei hij. De mannen knikten en de oudere man keek nu Sara aan.

“En u? Waar was u rond dat tijdstip? Keken jullie samen tv?” vroeg hij. Sara schudde haar hoofd. “Ik was aan het werk,” zei ze zacht, nog steeds verbouwereerd door wat de politieagenten haar verteld hadden. De mannen keken elkaar kort aan. De oudere man richtte zich tot Robert.

“Dus u was heel de avond alleen?” stelde de man vast. Je zag Robert slikken, want hij wist nu ook dat dit hem verdacht maakte. Voordat hij een antwoord kon geven zei ik snel:” Ik keek samen met mijn broer hier tv. Dat doen we wel vaker als hij alleen thuis is.” Dat was deels gelogen, deels waar. We keken af en toe samen tv, maar eergisteren deden we dat niet. Want ik was op jacht. De mannen keken me even verbaasd aan, ze waren blijkbaar vergeten dat ik er ook bij zat. Ze wendden zich weer tot Robert.

“Klopt dat?” vroeg de man. Robert keek even kort naar mij en knikte daarna. “Ja, Savanna en ik keken hier naar tv.” Ik wilde niet dat Robert verdacht werd van een moord die ik gepleegd had, en daarenboven verschafte het mij  ook meteen een alibi zodat ze mij niet zouden  verdenken. Dan was dit probleem alweer opgelost. Slim gezien van me.

De mannen keken Sara weer aan en eentje van hun twee vroeg:” Zou iemand van het werk kunnen bevestigen dat u aan het werk was?” Sara knikte.

“Mijn baas en een collega,” zei ze met een trillende stem. Ze vocht nu al een tijdje met haar tranen en Robert kreeg het hierdoor moeilijk. Hij vond het niet leuk dat zij pijn had om de dood van die klootzak. Dat begreep ik wel.

“Zou u even de naam en het telefoonnummer kunnen opschrijven?” vroeg een politieagent. Sara knikte en pakte even snel een papier en pen. Ze schreef de namen even op plus de telefoonnummers. Ondertussen wierp ik een blik op mijn thee. Die zou nu wel afgekoeld zijn. Ik nam slurpend een slok – tot ergernis van Sara – en concludeerde dat de thee nu ijskoud was. Hij smaakte niet meer lekker en dus besloot ik hem maar niet op te drinken.

Nadat ze het papier aan de politieagenten had gegeven, bedankten de twee mannen haar.

“Zou u misschien weten door wie de moord zou kunnen gepleegd zijn?” vroeg de man. Ze schudde haar hoofd.

“Oké, mocht u nog iets te binnen schieten, u mag altijd bellen naar dit nummer,” zei de andere man en hij gaf haar een kaartje. Niet veel later vertrokken de mannen. Ze waren geen meter opgeschoten met hun onderzoek. Dat vond ik wel oké.

Sara kon het nu niet meer houden en met tranen in haar ogen rende ze de trap op. Robert zelf zag er ook niet heel blij uit maar keek mijn kant uit.

“Waarom heb je een verkeerd alibi opgegeven? Dat is strafbaar.” 

Gelakte nagelsΌπου ζουν οι ιστορίες. Ανακάλυψε τώρα