Hoofdstuk 5

751 37 0
                                    

Het was een week later toen we nog steeds ruzie hadden. Ik had mijn vriendinnen als zeven dagen niet gesproken. Ze behandelde mij als oud vuil of negeerde mij dood. Ik had het er ontzettend moeilijk mee. Sander was de enige die ik nog had, iedereen had mij uitgekotst. Zelfs de grootste nerd van de school, waar ik altijd aardig tegen deed, hadden een hekel aan me. Ze werden de grootste nerds genoemd, wie bepaalde dat nou eigenlijk? Ik mocht ze altijd graag en maakte vaak een praatje met ze. Maar nu negeerde ze mij, alsof de hele wereld tegen mij was.

Morgen zouden we met zijn allen gaan zwemmen. Zijn allen waren Sander, zijn vrienden en ik. Mijn vrienden hadden ook mee gemogen, maar helaas had ik geen vrienden meer. Hoe ik ging zorgen dat niemand mijn sneeën en blauwe plekken zou ontdekken wist ik nog niet.

Buiten was het weer warm. Hand in hand liepen Sander en ik over het strand. We zwegen en keken elkaar af en toe aan. Er stond een harde wind, die tranen in mijn ogen veroorzaakte. Mijn blonde haren waaide in mijn gezicht en het kostte mij moeite om mijn jas dicht te houden. Maar ondanks dat was het warm. De zon scheen en in de lucht was geen wolkje te bekennen. Na een korte wandeling namen we plaats op een bankje boven op de grasheuvel. Ik kroop dicht tegen Sander aan, hij sloeg een arm om mij heen, maar drukte daarbij iets te hard op mijn blauwe plek.

‘Au!’ riep ik. Sander keek mij vragend aan. Ik besefte dat ik het hardop zei en niet in mijn gedachte, zoals eigenlijk de bedoeling was. ik zweeg, ik kon het hem niet vertellen. Dat zou te moeilijk zijn, net als deze hele periode en dat begon drie jaar geleden. ‘Ik moest gewoon steeds aan mijn vader en broer denken,’ zei ik aarzelend.

‘Heb je een broer?’ vroeg Sander verbaasd. Autsj, dat had hij beter niet kunnen zeggen. Een grote brok in mijn keel ontstond en met moeite werkte ik mijn tranen tegen. Ik slikte.

‘Ik had een broer en een vader. Had, niet heb,’ zei ik. Stiekem pikte ik een traan weg vanuit mijn ooghoeken.

‘Ow, sorry lieverd, dat wist ik niet,’ zei Sander direct. Ik knikte, dat kon hij ook niet weten.

‘Drie jaar geleden zaten Bas, mijn moeder en ik thuis op de bank, gezellig als normaal gezin. Mijn vader was even weg, ik weet niet meer waarom en waar hij heen ging. Onze avond werd verstoord en vrolijk was ik naar de deur gelopen en had ik open gegaan. Toen ik open deed stond er een man in een blauw uniform voor de deur, ik wist als twaalfjarige, bijna dertienjarige, dat het de politie was, maar ik vroeg me direct af waarom hij bij ons kwam. Ik riep mijn moeder, die samen met mijn broer kwam aangelopen. De agent begon te praten en vertelde ons dat het hem speet. Maar ik vroeg me alleen maar af wat hem speet. Het was mijn vader, hij had een ernstig ongeluk gehad en het niet overleefd. Het was de grootste shock in mijn leven. Ik wist niet hoe ik ermee om moest gaan.  Mijn vader was geweldig, mijn moeder daarentegen was vreselijk en behandelde mij al oud vuil. Zij vond en vind mijn broer veel leuker,’ vertelde ik. Sander haalde zijn hand troostend door mijn haren en zoende mij voorzichtig op mijn voorhoofd.

‘Bas kon er niet tegen. Het leven zonder mijn vader was moeilijk en zo anders dan we gewend waren. We hadden weinig geld en het verwerken zou nog heel lang duren. Hoe konden we zo’n groot verlies aan? Ik heb het nog steeds niet verwerkt, ik mis hem. Drie weken na de begrafenis van mijn vader was die van mijn broer. Hij heeft nooit beseft hoeveel pijn hij mij en mijn moeder heeft gedaan met zijn daad. Hij wilde dood, hij zag het niet meer zitten en heeft zichzelf en de auto in de prak gereden. Bas was drie jaar ouder dan mij, maar we hadden een sterke band. Toen ik het hoorde moest ik het hele proces weer opnieuw verwerken terwijl ik de dood van mijn vader nog lang niet had verwerkt. Ik had niemand meer, onze hele familie had geen contact meer met ons en aan mijn moeder heb ik niets, zij maakt alles erger,’ ging ik verder. De tranen stonden in mijn ogen. Ik keek Sander niet aan en bleef naar het gras staren. Ik praatte niet meer verder, dan zou ik alles misschien verraden. Sander omhelsde mij en keek mij met zijn prachtige blauwe ogen aan. Ik keek weg, naar het grauwe water. Door de harde wind waren de golven redelijk hoog en woest, maar bij Sander voelde ik me veilig.

Geen uitweg meerWhere stories live. Discover now