Hoofdstuk 8

658 32 0
                                    

De behandeld arts kwam naar ons toegelopen. Hij keek strak voor zicht uit. Wat mij betreft vertelde hij zo snel mogelijk wat er met Emma was. Ik wist al dat het voorbij was. Bij mijn moeder was het ook zo. Bij haar betekende die piep ook de dood en bij Emma vast ook. De dokter bleef staan toen hij recht voor Emma’s moeder stond. Hij glimlachte naar haar. Waarom zou hij glimlachen op zo’n moment? Haar dochter was verdomme dood, dan lachte je toch niet!?

‘Emma heeft..’ begon de dokter. Hij haalde diep adem, het leek alsof hij moed verzamelde voor de verlossende woorden, voor de woorden die ons zouden verscheuren. ‘Emma heeft geluk gehad,’ ging de arts verder.  Er verscheen een enorme lach op iedereens gezicht.

‘Ze leeft nog?’ vroeg Joris. De arts knikte.

‘Jullie kunnen nu naar haar toe.’ De arts liep bij ons weg. We liepen met zijn drieën de kamer van Emma binnen en gingen naast het bed zitten. Joris pakte haar hand stevig beet en haar moeder zoende haar wang.

‘Je hebt ons flink laten schrikken, lieverd,’ zei Joris. Emma reageerde niet, haar ogen bleven gesloten. De machines piepte weer rustig, zoals het hoorde. Joëlle en Zoë kwamen voorzichtig de kamer binnengelopen.

‘Hoe gaat het met haar?’ vroeg één van de twee meiden, ik kon niet precies horen wie het was.

‘Ze heeft dit overleefd. Ik voel gewoon dat ze er bovenop komt,’ vertelde Joris. De meiden kwamen dichterbij en gaven de moeder van Emma de kaart die ze mee hadden gebracht.

‘Bedankt meiden,’ zei ze.

Het was een vermoeiende dag geweest. Iedereen was er van overtuigd dat Emma het niet zou halen, maar ze leefde nog en dat was een goed teken, toch?

Een paar dagen later lag Ilse nog steeds in coma. Emma was nog niet bij kennis.

Drie weken geleden was het ongeluk gebeurd. Drie weken geleden stond ik mijn vriendin uit te zwaaien met de gedachte dat we een week later samen weer gelukkig zouden zijn, maar niets was minder waar. Mijn vriendin lag al bijna een maand in coma. Ik miste haar.

De dokters hadden mij verteld dat hoe langer het zou duren hoe slechter ze er eventueel uit zou komen. Er was geen zekerheid dat ze nog wakker werd, er was geen zekerheid dat alles nog goed zou komen met Ilse. Er was geen zekerheid dat ze weer de oude zou worden. En als er niets veranderd was door haar coma, kon het wel door de dood van haar moeder veranderen. Zij was erbij in haar laatste gelukkige seconde in haar leven, toen het ongeluk nog geen feit was. Toen ik thuis onwetend over wat er zou gebeuren op de bank zat. En toen ik alleen maar kon afwachten tot de terug zou komen.

Ik zat bij Ilse in de kamer en pakte haar hand vast. Voorzichtig drukte ik mijn lippen op haar hand en bleef ik hopen dat ze uit haar ‘slaap’ zou ontwaken. Maar ik wist wel beter, het kon nog wel een tijdje duren. De dokter zag het somber in, Ilses coma kon nog wel een tijdje duren. En ondertussen was er bijna niemand voor haar. Als ik niet bij Ilse was, was er niemand. Zoë en Joëlle waren niet één keer langs gekomen, ze hadden zelfs niet één keer gevraagd hoe het met haar ging. Ze negeerde haar hele bestaan, alsof Ilse voor hun nooit iets heeft betekend. Ik bedacht me hoe het voor Ilse zou zijn als ze volgend jaar helemaal alleen op school zou zijn. Ze had dan alleen mij en Noa nog, aangezien wij gezakt waren. Joris en de rest van de groep was wel geslaagd. Voor wiskunde had ik een 9, maar dat compenseerde mijn  slechte cijfers voor Nederlands en Engels niet genoeg. En met Noa had ze niets.

Ik zou nu tegelijk met Ilse examens doen, samen zouden we feesten en vakantie vieren. Als ze ten minste ooit nog wakker zou worden.

De moeder van Ilse was al begraven, niemand was erbij en ik had het best sneu gevonden. Ze had geen vrienden en familie, de enige die ze had lag in coma, door het ongeluk. Ik haatte het ongeluk met de dag meer en meer. Het maakte alles vreselijk moeilijk. Ik wilde gewoon mijn meisje in mijn armen nemen. Maar het kon niet. Ze lag daar, in het witte ziekenhuis bed en kon niets.

Ik lag op mijn bed en staarde doelloos naar het plafond. Mijn mobiel ging af, ik hoopte dat het het ziekenhuis was, met goed nieuws. Ik hoopte dat ze mij belde met het nieuws dat Ilse weer wakker was.  Tot mijn teleurstelling zat ik dat het Noa was. Ik vroeg me af wat ze van me moest, maar ik had helemaal geen zin in haar. Ik drukte op het rode hoorntje en weigerde daarmee een gesprek te voeren met mijn ex vriendin. Misschien zag Noa het ongeluk wel als een nieuwe kans voor haar en mij. Maar ik wilde Ilse en niemand anders. Ilse was de enige die er voor mij echt toe deed, ik hield van haar en ik zou niet weten wat ik moest als ze zou overlijden.

Het geluid van mijn telefoon verbrak voor de tweede keer in korte tijd de stilte in mijn kamer. Dit keer nam ik wel op, misschien was het wel belangrijk. Noa zou vast niet voor de flauwekul twee keer bellen, ook al wist je het met haar maar nooit.

‘Sander,’ zei ik ongeïnteresseerd toen ik de telefoon opnam.

‘Met mij, ik denk dat jij wel wat afleiding kan gebruiken,’ zei Noa. Ik zuchtte, ik kon afleiding gebruiken, maar afleiding van Noa leek mij geen goed idee. Zij wilde iets anders dan ik wilde. Maar toch zei ik tegen haar dat ik wel naar haar huis zou komen. Wat bezielde mij?

Na vijf minuten aarzelen of ik wel of niet zou gaan besloot ik me aan mijn belofte te houden. Ik stond op en verzamelde langzaam mijn spullen. Langzaam fietste ik naar het huis van Noa.

Even later stond ik voor haar deur. Noa opende de deur en omhelsde mij vriendschappelijk. Ik lachte naar haar, terwijl ik naar binnen stapte. Vroeger zoende we eerst uitgebreid als ik bij haar kwam, of zij bij mij. Op haar kamer hing er even een ongemakkelijke stilte, maar even later praatte we over van alles en nog wat, alleen niet over Ilse. Ik moest ten slotte afleiding hebben en dat zou ik niet krijgen als de gesprekken constant over Ilse gingen. Verrassend genoeg probeerde Noa helemaal niets met mij, ik had verwacht dat ze me zou versieren dan dat ze zou proberen om mij voor zich te winnen. Ik keek Noa recht in haar prachtige blauwe ogen aan en lachte. Haar half lange bruine haren vielen net boven haar schouders en zaten mooi in model, zoals altijd. Noa hield zich in tegen stelling tot Ilse veel bezig met haar uiterlijk.

Ineens begon ik Noa te zoenen. Het was een impuls, het gebeurde gewoon, ik dacht er niet over na. Noa zoende zonder erbij na de denken terug, de simpele kus in het begin ging over in een heftige zoenpartij. Het dronk tot mij door wat ik aan het doen was, maar het was geen impuls, geen teken om ermee te stoppen. Wat ik deed kon niet. Waarom stopte ik niet?

Ik ging met mijn handen onder Noa’s shirt en zij volgende mijn voorbeeld. Mijn gedachte dwaalde af naar Ilse, naar mijn eerste keer met haar. Hoe geweldig het was en hoe lang geleden het eigenlijk was. Ik miste haar. Ik kon haar al zo lang niet meer vasthouden en verzekeren dat alles goed zou komen met haar, waarom moest ze in coma raken? Kon ze er niet gewoon vanaf komen met een gebroken arm en een schrammetje? Ik trok mijn shirt uit en hielp Noa uit het blauwe hemdje dat ze droeg. Ze zat voor mij in haar BH. Ik keek haar aan en bedacht me hoe ontzettend knap Noa eigenlijk was. Ilse was knapper, maar nog steeds kon ik niet stoppen. Het leek alsof er een knop in mij was omgegaan, die mij vertelde en verzekerde dat ik niet kon en mocht stoppen, hoe graag ik ook wilde. Ik zette de zoenpartij voort, maar als snel kapte Noa die af. Ze stond op trok haar rokje uit en liep vervolgens naar het raam om die dicht te doen. Ze draaide de deur op slot en ik ging achter haar staan. Noa draaide zich om en lachte naar me. We zoende elkaar terwijl Noa mijn broekriem los maakte. Ik duwde haar op het bed. We lachte en voor even vergat ik de hele situatie.

Toen ik thuis kwam wist ik dat ik een grote fout had gemaakt. Misschien wel de grootste fout in mijn leven. Ik had nooit naar Noa toe moeten gaan. Hoe kon ik dit aan Ilse uitleggen? Hoe kon ik haat vertellen wat ik had gedaan? Het was niet te vergeven, mijn meisje vocht voor haar leven en ik deed het met mijn ex. Ik had spijt. Ik haatte mezelf. Waarom deed ik zoiets? Waarom was ik zo dom geweest? Ik had nog nooit zoveel spijt gehad van iets. Maar op het moment van de vreselijke daad zelf had ik nergens last van. Het boeide me niet, ook al dacht ik steeds aan mijn meisje. Maar gebeurd was gebeurd. En nu kon ik mezelf wel voor mijn kop slaan. 

Geen uitweg meerWhere stories live. Discover now