Hoofdstuk 17

108 6 4
                                    

In de dagen die volgenden, dagen waarin ik mijn tijd voornamelijk alleen spendeerde, wandelend door het bos, leerde ik, genoodzaakt door de situatie, Bill, Will en Jane goed kennen. Henry minder, die was vaker verdwenen dan aanwezig. Bill en Will waren magisch zoals Tessa me al verteld had. Ze leken één brein te delen, waren het altijd met elkaar eens en maakten elkaars zinnen af. Daarnaast waren ze druk als dolle honden. Om de haverklap duikelden ze over elkaar heen om bijvoorbeeld bij de iPad te komen die Tessa achtergelaten had of ze waren aan het vechten om de kussens van het bed. Ze vertelden me over het moment dat ze Jack verloren, hoe ze hadden gedacht dat hij dood was, opgegeten door een monster, maar hoe ze achter de waarheid waren gekomen toen ze zelf niet ouder bleken te worden. Ze waren geen vampiers, ze werden gewoon niet ouder dan ze waren en gingen niet dood. Dat had hen aan het denken gezet omdat ze ervan overtuigd waren dat het monster dat Jack met zich meegesleurd had menselijk was geweest. Ze waren op onderzoek uitgegaan en hadden de vampierwereld ontdekt. Ze konden Jack echter niet vinden en monsterden aan op de Crimson Cloud, het piratenschip waar ze Jane hadden ontmoet. Toen ze beland waren in de 21ste eeuw hadden ze direct door dat informatie hier sneller verspreidde. Ze hadden de kans aangegrepen om hem te zoeken en waren ook inderdaad bij hem uitgekomen. Daarna waren ze Jane weer gaan zoeken, hadden haar gevonden en via hen was de hele bende bij elkaar gekomen. Het was grappig wat voor belangrijke rol zij hierin hadden gespeeld terwijl ik om een of andere reden steeds het idee had gehad dat Tessa de hoofdrol speelde. Misschien vanwege haar imposante karakter. Maar als de tweeling ouder was geworden en dood was gegaan dan was ik hier nu niet, dan was niemand hier nu.

   Jane vond ik een vreemd geval. Ik had een soort weerstand om haar beter te leren kennen maar liet het toch gebeuren toen ze me op een dag aansprak. Ik was net het bos ingelopen toen ze me achterna kwam rennen.

“Ciska, wacht!” Ik bleef stilstaan en keek achterom. Ze had de tred van iemand die veel gerend had in haar leven en ik had begrepen dat dat inderdaad het geval was. In ieder geval sinds haar reis naar het verleden. “Mag ik met je meelopen?” vroeg ze toen ze naast me stond. Ik knikte en liep verder.

“Wat kan ik voor je doen?” vroeg ik. Vanuit mijn perifere zicht zag ik dat ze haar schouders ophaalde.

“Eigenlijk vrij weinig. Ik wil alleen wat ophelderen.” Ik trok mijn wenkbrauwen op en keek even opzij. Ze had een goede conditie, ze had geen druppeltje zweet verloren en ik kon haar atletische bouw onder haar kleren zien.

“Wat moet je ophelderen?” vroeg ik. Ik moet bekennen dat ik best een beetje geïnteresseerd was.

“Ik weet wat jullie van me denken,” zei ze, er geen doekjes om windend. “Ik weet dat jullie me een watje vinden, dat ik zwak overkom, dat het lijkt alsof ik alles aan mannen overlaat. Ik weet dat jullie denken dat ik vroeger anders was dan nu. Maar dat is niet waar. Ja, het klopt dat ik veel aan Henry overlaat en het geen probleem vind dat hij antwoord voor me geeft, maar dat betekend niet dat ik een ander persoon ben. Ik heb ermee leren dealen omdat hij nog niet goed kan dealen met onze gebruiken, onze omgangsvormen. Hij is in een hele andere tijd grootgebracht en als hij zich hierbij prettig voelt dan vind ik dat prima. Maar dat betekend niet dat ik een zwakkeling ben. Ik kon nog steeds uitstekend zwaardvechten en ik wed dat mijn boogschieten stukken beter is dan het jouwe.” Ze keek me strak aan en ik zag een soort felheid in haar ogen. Misschien was ze toch interessanter dan ze op het eerste gezicht leek. “Ik heb waarschijnlijk meer gezien in mijn leven dan jij dus waag het niet me te beoordelen! Ik heb jaren doorgemaakt waarin ik beoordeeld en bekritiseerd en uitgespuugd werd en dat zal me niet weer overkomen! Als je iets over me denkt zeg het dan meteen maar praat niet achter mijn rug om over me! En als je denkt dat ik zwak ben, prima maar dan vechten we het nu uit. Hier, gewoon één op één in een vuistgevecht. Nou? Wat denk je ervan?” Ik keek haar met opgetrokken wenkbrauwen aan.

DuisternisWhere stories live. Discover now