Hoofdstuk 8

367 12 8
                                    

Jesse lag twee dagen in coma, twee dagen ongeroerd totdat Jezus en God besloten dat het tijd was zijn genezing te beginnen. Het probleem was alleen dat ze zijn ziel nodig hadden, dat deel wat verdwenen was nadat hij het Pad had gekozen, en dat deel kon door niemand teruggehaald worden, behalve door mij.

"Je zal die van jezelf en die van hem terug moeten halen," zei Jezus tegen me. "Wij kunnen het niet doen, alleen jij kan dat. Ik bedoel, het Pad is immers van jou."

"Ik snap het nog steeds niet," mompelde ik. "Waarom is dat ding van mij?" Hij haalde zijn schouders op en leunde achterover tegen een stel kisten.

"Je hebt de Ade-," hij kapte zichzelf meteen af. "Je hebt de vorige... 'eigenaar' vermoord dus... je hebt het geërfd." Ik drukte de palmen van mijn handen tegen mijn slapen en kneep mijn ogen dicht. Jezus had me apart genomen om met me te praten, hij wilde niet dat ik het gevoel had dat mensen me pushten om dit te doen. Dus hij had me meegenomen naar zijn plek, een motorgarage aan zee. Hij hield van motoren, dat was ook wel te zien aan zijn kleding. Hij had een strak zwart shirt aan, een aftandse blauwe spijkerbroek met twee ijzeren kettingen eraan en droeg doffe zwarte laarzen. Zijn baard begon al aardig formaat te krijgen en zijn lange donkerblonde haar zat in een slordige staart getrokken. Om zijn nek had hij een leren koortje met een klein stenen kruisje eraan en om zijn pols had hij een brede leren band.

   Jezus stond op van zijn stoel en liep naar een Harley die in het midden van de garage stond te pronken. "Meid, weet je wat dit is?" Ik schudde mijn hoofd. "Dit is een Night Rod Special," zei hij. Matzwart, laag bij de grond met een dubbele chromen uitlaat aansluitend op het motorblok. Ze was prachtig. "Ze was eigenlijk gedeeltelijk oranje, maar ik heb haar weer mooi gemaakt." Hij opende de gereedschapskist die ernaast stond en begon wat te sleutelen. "Het zal niet makkelijk zijn," zei hij. Ik had even niet door waar hij het over had, maar hij voegde er meteen 'dat terug halen van je ziel' eraan toe. "Er is een kans dat je niet terugkomt wanneer je je ziel gaat halen maar... Je bent de enige die het kan doen."

"Is er echt geen andere manier?" Hij schudde zijn hoofd.

"Je bent zowel onze slechte als enigste keuze." Nou, was dat even geruststellend. "Denk je dat je het aankunt?" Ik had geen idee. Kouwens op mijn nagel dacht ik terug aan die aanval die ik had gehad bij de naam van de Adelaar, een naam die ik tijdens het denken zorgvuldig ontweek.

"Nee, ik denk het niet. Maar ik ga het wel proberen." Hij knikte.

"Mooi." Zwijgend bleef hij sleutelen en zwijgend bleef ik kijken. Zo ging het ongeveer tien minuten door tot hij de sleutel terug te kist ingooide, een klap gaf op het zadel en opstond. "Zo, deze schoonheid is klaar. Wil je een ritje maken?" Ik haalde mijn schouders op.

"Ja, best," zei ik. Ik grijnsde en knipoogde.

"Stap op schatje!" riep hij joviaal terwijl hij zelf al op het zadel sprong. Hij wierp me een glanzende zwarte helm toe die ik zonder moeite vastmaakte. Grappig, ik had voor zover ik wist nog nooit zo'n ding opgehad. "Jawel hoor," corrigeerde Jezus mijn gedachte. "Je hebt zelfs al met mij op de motor gezeten. Niet deze overigens. Maar toen deed je dat ding niet eens dicht. Je bent netjes geworden, Cis." Ik keek hem even onderzoekend aan en maakte de helm toen weer los. Hij grijnsde en klopte op het zadel. Ik stapte op, sloeg mijn armen stevig om zijn middel en zette mijn voeten stevig op de steuntjes. Hij keerde de motor en trapte op het gas, zo de garage uit. We schoten de brandende zon in en plotseling voelden de zwarte kleren die ik droeg belachelijk warm. Maar tegelijkertijd werd ik gekoeld door de wind die lang me heen raasde, die mijn lange blonde haar deed wapperen. Na een paar minuten durfde ik mijn grip op zijn middel iets te verminderen en ging het mee leunen bij bochten makkelijker. Ik voelde Jezus grinniken.

DuisternisWhere stories live. Discover now