Hoofdstuk 6

323 5 7
                                    

Ik bleef een paar dagen, een week, twee weken bij de familie wonen samen met Jezus die wel weg wilde maar niet weg mocht. Dag in dag uit was ik aan het zeuren dat we Jesse moesten gaan halen maar Lucifer bleef me weigeren en ik kon zelf niet weg. Ik kon totaal geen kant op. Ik zat vast in het paleis, overal waar ik kwam waren de gordijnen dicht en als ik te dicht bij een deur kwam die me toegang gaf naar buiten werd ik tegengehouden door de butler die toevalligerwijs ook Brandon heette. Wat ik ook deed of zei, ik zat vast in dat verdomde paleis met geen mogelijkheid om naar huis te gaan. En daarnaast deed het puntje op mijn schouder, zo boven het gekraak, vreselijk veel pijn. Ik bleef maar kraken maar het ging niet weg.

   Het was overigens pas aan het begin van de tweede week dat ik vroeg of mijn ouders zich niet zorgen zouden maken. Blijkbaar vond Lucifer dat pas een geschikt moment om te vertellen dat hij nóg een kind had, die gozer had aardig liggen fokken, dat Frederik heette, en Frederik had tijdelijk mijn plaats ingenomen. Dat had hij blijkbaar ook gedaan tijdens de oorlog met alle goden en zo.  Ik vroeg me af hoe ze een jongen voor mij konden verwisselen. Hij was 7 of zo, die verwar je toch niet met een twintigjarige vrouw. Niet dat ik er iets aan kon veranderen, vast als ik zat in dat verdomde paleis dat me na twee weken echt wel de strot uit begon te hangen. Ik voelde me opgesloten, vastgezet. Ik had frisse lucht nodig, ruimte om de benen te strekken. Ik moest de hemel zien, de natuur, iets anders dan die muren om me heen. Het voelde als een keurslijf die langzaam aangetrokken werd, steeds strakker tot ik niet meer kon ademen.

   Ik spendeerde elke dag voornamelijk met Nicolaas. Het leek om een of andere reden van ons verwacht te worden, dat we samen waren. Kristel hield zich vooral verscholen in haar vertrekken, tweede verdieping, linkervleugel, Marina spendeerde veel tijd met haar vader, fluisterend bij de openhaard in de zitkamer die goedbezocht was, en Jezus hing rond waar hij rond wilde hangen. Soms was hij bij Kristel, soms terroriseerde hij Marina en Lucifer, soms hielp hij Brandon met… nou ja, wat dan ook. Nicolaas was het vaakst met mij aan het praten over van alles en nog wat. Ik vermoedde dat zijn vader hem de opdracht had gegeven mij te vermaken en het lukte hem prima, maar afleiden ging wat moeilijker. Ik pretendeerde zo nu en dan te vergeten waar ik was, op te gaan in wat we deden, maar stiekem draaiden mijn hersenen non-stop door.

   Nicolaas en ik keken veel films, soms met de anderen erbij maar meestal alleen. Allemaal aardse films zoals The Expendables, A Clockwork Orange, en Edward Scissorhands. Hij vertelde dat er in zijn wereld geen films werden gemaakt, dus moesten ze zich maar vermaken met aardse dingen.

   We speelden ook vaak spelletjes. Monopolie, levensweg, mens-erger-je-niet. We dobbelden ook wel eens om stomme dingen als koekjes, of speelden yahtzee. We konden uren achtereen zitten en meestal eindigden onze spelavonden pas wanneer ik in slaap gevallen was of Nicolaas niet meer stopte met irritant doen. Wat we het vaakst deden was tetris spelen tegen elkaar. Ik was daar veel beter in dan hij en de eeuwige routine van blokjes in elkaar passen en rijen wegwerken werkte als een mantra. Heel rustgevend en het gaf me wat ruimte om te denken en ondertussen te werken aan die mentale blokkade. Die had ik wel nodig, omdat dat kleine stukje in mijn schedel de enige plek was waar ik nog echt vrij kon zijn en waar ik ook echt de puf voor had nog te proberen vrij te zijn. Een plek waarnaar ik kon ontsnappen zonder dat iemand er erg in had. Ze dachten dat ik het gewoon niet fijn vond om mensen in mijn hoofd te hebben maar dachten er verder niet bij na. Ze dachten juist dat ik begon in te zien dat ik hier voorlopig nog wel zou zitten.  

   Op een avond zaten we in een salon aan een schaakspel gemaakt van donker gekleurd glas. Nicolaas was een veel betere schaakspeler dan ik en was aan het winnen. Daarom probeerde ik tijd te rekken om goed na te kunnen denken. Ik staarde intensief naar mijn koning die schaak stond, alsof ernaar staren zou zorgen dat hij ineens niet meer schaak stond.

DuisternisWhere stories live. Discover now