Hoofdstuk 5

301 3 0
                                    

Ik herinnerde me vaag iets over een ziel, of een deel daarvan. Hoe lang lag ik hier nu ook alweer? Waren het uren? Dagen? Weken? Ik wist het niet meer. Het enige waar ik me zo af en toe van bewust werd waren stemmen op de achtergrond, vaak niet meer dan zacht gemompel dat mijn door wist te dringen tot mijn gedachten. Soms enkele woorden, meestal woorden die ik niet kon plaatsen. Ziel. Wat was een ziel? Mijn ouders moesten wel doodongerust zijn. Hun dochter weg, geen spoor van te bekennen. Hadden ze in het bos naar me gezocht en mijn voetstappen gevonden? Was de hut beschadigd?

   Ik voelde iets of iemand aan mijn arm zitten, een kneepje geven. Hoorde ik nou woorden, een stem of… of was het een hallucinatie? Een hersenspinsel? Het was de laatste tijd lastig om de werkelijkheid van hersenspinsels te onderscheiden. Ik zag soms kabouters lopen. Waren die echt?

“’Naar bed, naar bed,’ zei Duimelot…” mompelde ik. “’Eerst nog wat eten,’ zei Likkepot. ‘Waar gaan we het-’ ‘Nee!’ onderbrak Ciska, roepend tegen haar hand. Toen werd ze in een dwangbuis afgevoerd naar het gekkenhuis. Geen last meer van huiswerk.” Ik woelde wat met mijn hoofd. “Dwangbuis… dw… dw… dwangbuis. Dwanguis. Dwanghuis. Dranghuis. Drankhuis. Dronken in huis.”

“Ciska.”

“Hypertrichosis. Trimethylaminuria. Morgellons. Harlequin Ichthyosis. Lymfatische filari-” Ik kreeg een harde klap in mijn gezicht. “Au! Waar was dat goed voor?” Ik trok mijn ogen open en keek recht in het gezicht van de jongeman die ik herkende als… Nicolaas. De jongen uit mijn droom. En dat klinkt fout. Maar goed. Ik keek hem stomverbaasd aan, niet in staat een woord uit te brengen.

“Ciska? Ben je daar?” vroeg hij. Hij keek bezorgd. Naast hem stond een oudere man, rond de veertig maar ze waren duidelijk familie van elkaar. Beide hadden zwart haar en vreemde ogen, een kolkende massa van grijs, groen en blauw. Misschien zijn vader? “Ciska?” vroeg de jongen, Nicolaas, nog eens. Hoe lang was het geleden dat ik mijn ogen open had gehad? Het laatste wat ik had gezien was een vreemde grijze substantie in de handen van een man met blond haar… Skye… Iets in die trant. Of wat het laatste wat ik had gezien een bebloed mes dat net in mijn hoofd had zitten porren? Dat had ook wel een hallucinatie kunnen zijn. Die mensen voor me zouden ook een hallucinatie kunnen zijn. “Ciska?”

“Hou je mond nou even,” beet ik hem toe. “Ik ben aan het bedenken of jullie echt zijn. En of dat mes en mijn hersenen echt waren. Duimelot…”

“Is ze gek geworden?” fluisterde hij naar de man die misschien wel en misschien niet zijn vader was. Was het normaal dat mijn spieren pijn deden?

“Met wat ze hebben uitgespookt zou dat niet gek wezen. Elk normaal mens zou gek worden.”

“Maar zij is niet… niet normaal.”

“Beledig je me nou?” vroeg ik. Nicolaas kleurde rood en zijn misschien-wel-vader glimlachte.

“Zo kennen we je weer.” Hij boog wat naar voren, bestudeerde iets, toen ik kracht zette merkte ik dat het de banden om mijn polsen moesten zijn waar hij zoveel belangstelling voor toonde, knipte toen met zijn vingers en mijn armen schoten omhoog.

“Vrij?” Ik bewoog mijn armen op en neer, bestudeerde mijn handen en nagels. “Vrij!”

“Nog niet helemaal.” Hij liep naar mijn voeten, keek, maar wachtte met me vrij laten. “Nog een vraag Ciska, voor ik je los maak.” Ik keek hem recht aan zonder te knipperen. Ik bedoel, wat was het ergste dat er kon gebeuren? Dat hij me pijn deed? Been there, done that. “Wat herinner je je?” Ik bleef blanco staren.

“Ze herinnerd zich niks,” begon Nicolaas maar de man hield zijn hand op en snoerde hem daarmee de mond.  

“Ciska? Ik wil het graag van jou horen.”

DuisternisWhere stories live. Discover now