Duisternis

942 17 13
                                    

Proloog

 Ik viel voorover op handen en knieën, greep naar mijn keel en probeerde adem te halen. Maar mijn longen stonden in vuur en mijn keel was dichtgeschroeid. Ik voelde mijn hart razen en bij elke slag ging er een verscheurende pijn door mijn lichaam. Waar was ik? En belangrijker, wie was ik? En wat was er aan de hand met mijn lijf? Ik had moeite me op één hand overeind te houden en hoewel mijn andere hand naar mijn keel greep kon ik mijn eigen huid nauwelijks onder mijn vingertoppen voelen. Mijn ogen leken ook niet goed te werken. Ik dacht lijnen tussen stoeptegels te herkennen maar de stenen voelden niet ruw genoeg. Ik schraapte met mijn nagels langs de zachte, zanderige lijnen tot ik pijn voelde van iets scherps dat onder mijn nagel schoot. Ik probeerde een schreeuw uit te brengen maar zoals er geen lucht in mijn longen kwamen, kwam er ook niks uit.

   Ineens werd ik om geduwd en opgevangen om zachtjes op mijn rug neergelegd te worden. Ik was te zwak te protesteren. Het enige dat ik kon doen was liggen en met mijn mond happen als een vis terwijl ik de handen voelde.

“…ademen…” hoorde ik een stem roepen, vaag op de achtergrond.

“…moet… sterven…” Ik probeerde me te focussen, te luisteren naar de stemmen om me heen. Met moeite kon ik er meer dan één onderscheiden. Maar gezichten lukte al niet meer. Mijn ogen zakten dicht en mijn ledematen werden slap. Ik kon niks doen terwijl ze me mijn leven ontnamen, het kleine beetje dat nog in me zat.

“Snel!” schreeuwde iemand. Ik voelde de tik van een vlakke hand in mijn gezicht. “Blijf… Blijf bij me…” Met de kracht die ik nog kon vinden tilde ik mijn hand op en vouwde hem over de hand op mijn gezicht. Ik voelde het zelf nauwelijks maar de persoon naast me wel. “Snel!” riep hij nog harder. “Ze is… redden!” Ik wist niet precies wat het betekende maar het klonk vriendelijk.

   Ik trok mijn ogen open en keek naar het gezicht dat boven me hing. Bezorgde blauwe ogen, een stoppelige kin en dikke bruine lokken. “Blijf bij me,” fluisterde hij. Ik kon hem niet meer horen, hoorde alleen mijn eigen hartslag nog, maar ik zag zijn lippen de woorden vormen. Ik wilde wel maar mijn lichaam, mijn hart niet meer. Hij klopte zwakker en zwakker terwijl mijn lichaam begon te schokken. Mijn borstkas trok samen, wanhopig op zoek naar een beetje zuurstof maar er kwam niks. Mijn mond opende zich, mijn ogen gingen dicht, iets werd over mijn hoofd op mijn mond gezet, mijn hand klemde zich om die van de man, mijn andere hand klauwde aan de grond en toen liet ik alles los. Mijn lichaam zakte in, mijn hoofd viel opzij, en mijn vingers verslapten, raakten de grond.

    Het laatste waar ik aan dacht was het gezicht van de man boven me. Ik herkende hem. Het beeld was vaag maar ik herkende hem. En de enige naam die ik aan hem kon koppelen was... Jesse.

------

Zo. Omdat ik een tuthola ben. Want dit is de proloog van iets dat waarschijnlijk een tien-jaren plan wordt. 

DuisternisWhere stories live. Discover now