Hoofdstuk 10

2.6K 100 7
                                    

Can I help you somehow?,” vraagt Aura als we vrijdagmiddag van school naar huis lopen. Vandaag gaan we verhuizen. Mam en Carlos zijn allebei nog gewoon naar hun werk geweest vanmorgen en hadden de verhuizing pas na school gepland. Nu is het zover.

Ik haal mijn schouders op. “Maybe. I don’t have very much stuff. Most of my things still are at my grandparents’ house.

We gaan de flat binnen en ik neem Aura mee naar het kippenhokje dat mijn kamer moet voorstellen. Daar treffen we Carlos, die bezig is de bedden uit elkaar te halen. Ik voel meteen weer dat deze kamer veel te klein is om er met hem samen in te zijn. Ik schiet spontaan in de lach. Vlak na de meivakantie zei ik nog tegen oma dat ik niet tegen zijn aura kon. Ik maak een nieuwe vriendin en hoe heet ze? Karma is een bitch.

What’s up?,” vragen Aura en Carlos tegelijk.

Het kost me moeite mijn lach in te houden. “Nothing.” Ik gris één van de weekendtassen die ik toen we hier kwamen onder mijn bed heb geflikkerd tussen de overblijfselen van datzelfde meubelstuk vandaan. Nadat ik Aura heb verzocht daar de rondslingerende kledingstukken in te stoppen, prop ik ik alle schoolboeken die ik kan vinden in mijn groene Eastpak-rugzak. De spijkerbroek op het voeteneind van mijn bed en de tijdschriften op het nachtkastje neem ik zo wel mee.

Samen met Aura sjouw ik de zware weekendtas naar het nieuwe huis, drie straten verder. Het is een normaal, vrijstaand huis midden in de stad. Eigenlijk is het wel grappig dat het gewoon op de hoek van een straat staat, tussen de flats en andere hoge gebouwen in. Van mam heb ik inmiddels begrepen dat Carlos al langer op het huis aasde. Het heeft muren die bedekt zijn met oranjerood pleisterwerk, iets totaal anders dan ons bakstenen huis in Amsterdam.

We lopen meteen door naar de grote zolder, die mam aan mij beloofd heeft. Er zijn vier kamers op de eerste verdieping, maar dit was weer één van haar vele pogingen om me om te kopen en te laten denken dat het hier leuk is. Er moet alleen nog een muurtje worden gebouwd met een deur erin voordat ik echt kan spreken van een kamer.

Bonita casa,” vindt Aura. “Is this your room?

Si.” Ik wijs haar de lijn die op de grond getekend staat, die aangeeft waar de muur gebouwd gaat worden, en vertel hoe de rest van de kamer eruit zou moeten komen te zien. Elke nacht de afgelopen week heb ik daarover nagedacht. Hopelijk arriveren onze spullen snel, dan kan ik al mijn plannen in uitvoering brengen.

Voetstappen klinken op de trap. Stukje bij beetje verschijnt het beeld van mijn moeder die naar boven gelopen komt. “Anouk, zou je even naar het postkantoor kunnen lopen? Ik heb oma gevraagd de gordijnen vast op te sturen zodat we het hier een beetje gezellig kunnen maken.”

Ze heeft de gordijnen laten opsturen? Mijn God, laat dan wat nuttigs komen overvliegen of zo. Al mijn spullen bijvoorbeeld. Maar de gordijnen? Om het hier gezellig te maken? Het zal hier nooit gezellig worden. De enige reden dat ik met alle plezier naar het postkantoor kan gaan is omdat ik dan even hier bij dit soort irritante mensen weg ben.

Voor de vorm slaak ik een zucht, om mijn moeder te pesten. “Oké, ik ga wel als het zo nodig moet.” Ik vertaal voor Aura wat er aan de hand is en samen dalen we de trap weer af. Dit nieuwe huis mag dan beter zijn dan die stomme flat, toch ben ik niet van plan het hier als een thuis te gaan beschouwen.

 -

Van mam mag ik die avond niet eens uit omdat ze vindt dat we eerst maar eens het huis moeten inrichten. Daarom verzin ik de smoes dat Aura, Raquel en Joana naar mijn nieuwe kamer komen kijken. Niet dat er veel aan veranderd is sinds ik deze kale ruimte vanmiddag betrok, maar daar zegt mam gelukkig niks van. Ik heb mijn nieuwe vrienden nu nodig.

Spaanse kikkersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu