Hoofdstuk 17

2K 100 7
                                    

Eindelijk wordt alles werkelijkheid, ik ga weer naar Nederland. De zenuwen gieren door mijn buik als ik de bus uit spring en op zoek ga naar de incheckbalie. Wat als ze me vragen of ik toestemming van mijn ouders heb om alleen te vliegen?

Gelukkig komt het zover niet. Ik kan zo doorlopen. Omdat ik nog twee uur moet wachten op mijn vlucht, kijk ik wat rond in de winkeltjes op het vliegveld. Het is raar om hier zo alleen te zijn, maar het voelt ook goed. Dit is mijn overwinning. Het stukje van mijn leven dat nog wel in mijn eigen handen ligt.

Ongeduldig loop ik over het vliegveld. Zoveel winkels zijn er nou ook weer niet en het wachten duurt lang. Van de zenuwen heb ik geen honger, dus ik kan mijn tijd ook niet verdoen door een berg voedsel in te slaan. Ik kijk op mijn horloge. Nog drie kwartier tot vertrek. Op school gaat over vijf minuten de laatste bel. O shit, ik heb Aura beloofd haar vanmiddag te bellen, maar dan zit ik in het vliegtuig. Nou ja, als dat mijn grootste probleem is dan kom ik daar ook nog wel overheen.

-

Nog een kwartier. Ik besluit dat dit de ideale tijd is om mijn moeder een sms’je te sturen. Die kan me nu toch nooit meer tegenhouden. Tegen de tijd dat ze vanuit haar werk hier is, zweef ik al ergens boven Frankrijk. Daarom pak ik mijn telefoon uit het voorvak van mijn rugzak.

Ik ben weg. Veel plezier nog in Barcelona. Je zogenaamde dochter

Dan zet ik de telefoon uit en laat het ding terug in mijn rugzak glijden. Die kan ik voorlopig toch niet meer gebruiken.

Tot mijn grote opluchting gaat op dat moment de gate open. Achter een hoop andere mensen aan loop ik het vliegtuig in. Eindelijk. De weg naar vrijheid, de weg naar huis.

Ik laat me op de eerste vrije stoel zakken die ik tegenkom. Zo, ik zit. Nu haalt helemaal niemand me hier meer weg. Een redelijk knappe steward loopt voorbij, waardoor ik me meteen afvraag wat Julian nu aan het doen is. Denkt hij aan mij? Vraagt hij zich af waar ik ben of denkt hij nog dat ik ziek ben?

Een oudere vrouw komt naast me zitten. Ze werpt een blik op mijn shirt, hetzelfde als ik aanhad toen ik Julian voor het eerst ontmoette, en een geamuseerd lachje ontsnapt uit haar mond. “Nederlands?”

Ik knik. “Honderd procent.”

“Wat doet zo’n jong meisje als jij helemaal alleen in een vliegtuig?,” vraagt de vrouw nieuwsgierig.

“Dat kan ik ook aan u vragen.” Waar bemoeit dat mens zich mee?

“Zeg maar jij, hoor. U is meer iets voor oude mensen en ik ben pas zeventig.” Ze lacht om haar eigen grapje alsof het de beste mop allertijden is. “En om de vraag te beantwoorden, ik kom net terug van een paar dagen logeren bij een vriendin van me. Vroeger woonden we in dezelfde straat en nu woont ze in Barcelona.”

“Mijn moeder woont ook in Barcelona,” vertel ik. “Ik ga nu naar mijn vader toe. Die woont in Amsterdam. Ik woon bij hem.” Het is slechts de halve waarheid, maar sinds wanneer ben je verplicht alleen maar kloppende informatie te verstrekken aan iemand die je niet eens kent?

De vrouw knikt tevreden. “Barcelona is een mooie stad. Ik ben er nu voor de derde keer geweest en het gaat me nog steeds niet vervelen.”

“Ik ben er niet zo kapot van.” Inwendig lach ik. Dit is mijn kans om af te geven op mijn leven daar zonder dat iemand zegt dat ik me rebels en kinderachtig gedraag. “Misschien komt dat door de nieuwe vriend van mijn moeder, die daar vandaan komt. Ik vind hem niet bij haar passen, maar daar denken ze zelf heel anders over. Daarom woon ik liever bij mijn vader. Ik ga alleen mijn vriendje wel heel erg missen. Julian woont ook in Barcelona.” Het was helemaal niet mijn bedoeling om dat hardop te zeggen, maar het is er al uit voor ik het doorheb. Ik ga Julian inderdaad missen besef ik met pijn in mijn hart.

Spaanse kikkersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu