Hoofdstuk 19

2.3K 102 9
                                    

Het is acht uur als ik wakker word. Oma ligt naast me nog zachtjes te snurken. Voorzichtig gooi ik mijn benen over de rand van het bed en hijs mezelf overeind. Ik ben zo vrolijk dat ik zin heb om te fluiten, maar dan maak ik oma waarschijnlijk wakker dus dat doe ik toch maar niet. Op mijn tenen sluip ik naar de deur van de slaapkamer. Als ik die open duw, zie ik al meteen dat er iemand in de keuken staat. “Pap?” Dan valt mijn oog op de bank, waar mijn vader nog gewoon ligt te slapen.

Angstig zet ik een paar stille passen richting de keuken, waar nog steeds een schaduw beweegt. Zoekend kijk ik om me heen naar iets dat ik als wapen kan gebruiken. Ah, oma’s wandelstok. Die gebruikt ze nooit, want ze kan nog goed lopen. Ik vis de stok uit de bak met paraplu’s en haal diep adem. Dan spring ik de keuken in, de wandelstok ter bescherming voor me uit houdend. “Blijf staan of ik-“ Nee. Dit kan niet. Mijn mond valt open van verbazing. En misschien ook een beetje van teleurstelling. “Carlos?”

De angst zet zich om in ongeloof. Slaap ik nog en is dit een nachtmerrie? Of is dit echt Carlos die in de keuken van mijn oma staat? Hij draagt een T-shirt en een spijkerbroek en zijn haar zit alsof hij net uit bed komt. Wat niet kan, want er zijn hier geen vrije bedden.

Hij steekt doodleuk zijn hand naar me op. “Hola.

What are you doing here? How did you get here?” Ik snap het nog steeds niet. Het vliegverkeer is toch stilgelegd vanwege een vulkaanuitbarsting? Of is dat misschien het gedeelte dat ik heb gedroomd? Word ik straks wakker en is het weer Eerste Paasdag?

Ik draai me om en been op de bank af, waar ik pap ruw door elkaar schudt. “Word eens wakker.”

“Wat is er?,” vraagt hij slaperig.

“Wat doet die eikel hier?”

Pap komt overeind en veegt in zijn ogen. “Jou halen, blijkbaar. Hij stond vannacht ineens voor de deur. Hij is helemaal vanuit Barcelona hierheen komen rijden.”

“En je hebt hem gewoon binnen gelaten? Jij zou beter moeten weten.” De woede laait in me op als een aangestoken bosbrand.  

“We hebben heel lang gepraat,” vertelt pap. “Uiteindelijk zijn we tot de conclusie gekomen dat het het beste voor jou is als je nu gewoon met hem mee naar Spanje gaat.”

“Nu?”

“Niet letterlijk,” reageert pap. “Straks. Misschien wil Carlos eerst nog een paar uur slapen. Dat is er vannacht niet echt van gekomen.”

“Nou ja, zeg! Ga lekker hotelletje spelen of zo.”Kwaad loop ik terug naar oma’s slaapkamer, waar ik in de broek en het T-shirt schiet die op de grond liggen. Daarna ga ik naar buiten en gooi de voordeur met een knal achter me dicht. Sorry oma, denk ik er achteraan.

Teleurgesteld hang ik over de reling van de galerij. Ik had me zo verheugd op twee extra weken in Nederland. Ik was van plan om de rest van mijn familie ook nog op te gaan zoeken. Mijn andere oma en opa, bijvoorbeeld, en al mijn ooms en tantes. Zelfs die uit Zeeland had ik wel weer eens willen zien.  Zoals gewoonlijk komt Carlos het allemaal weer eens verpesten. Ik haal mijn mobieltje uit mijn zak en bel Mara.

 “Je maakt me wakker.”

“Sorry, dit is een noodgeval. Die klootzak stond ineens in de keuken. Hij komt me ophalen.”

“Wie?”

“Carlos. Hij is helemaal hierheen komen rijden. Beter was hij lekker in Spanje gebleven. Ik ga echt niet met hem in één auto zitten. Weet je hoe ver het is naar Barcelona?”

“Ja, dat weet ik. Ik ben er twee jaar geleden op vakantie geweest, remember?”

“Maar dat betekent dus dat ik niet langer kan blijven. Tenzij…” Een gemene grijns verschijnt op mijn gezicht. “Ik kan natuurlijk zijn banden lek steken.”

Spaanse kikkersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu