Proloog

155 5 11
                                    

Een piepend geluid klinkt, waardoor de veertienjarige Anne opeens wakker schrikt. Direct zit ze rechtop in bed. Ze wrijft de slaap uit haar ogen en kijkt om zich heen. Met haar ogen half open, ziet Anne witte muren en blauwe gordijnen. Maar dit zijn niet de kleuren die zij in haar slaapkamer heeft! In haar hoofd bonst het en in haar buik lijkt het alsof er een knoop gelegd is. Anne weet zeker dat haar kamer er niet zo uitziet, maar waar is ze dan wel?

Ze probeert te bedenken wat er niet kloppend is aan dit plaatje. 'Denk even goed na Anne', beveelt ze zichzelf. Het wil alleen niet zo lukken. 'Waarom doet juist nu haar geheugen het niet?' 'Kom op nu Anne', zegt ze ditmaal hardop tegen zichzelf en graaft in haar herinneringen tot ze er hoofdpijn van krijgt. En dan ineens ja, ze weet het weer! Haar gordijnen zijn niet blauw! Die zijn rood van kleur. En haar muren zijn niet wit! Op de muren hangen allemaal posters van haar favoriete idolen.

Nu ze dit realiseert, grijpt de angst Anne bij de keel. Want als ze niet thuis is, waar is ze dan wel? Ze kijkt nog eens verder rond in de kamer en realiseert dan dat ze wakker is geworden in een ziekenhuisbed. De piep die haar wakker heeft gemaakt, is die van het infuus die aangeeft leeg te zijn. Nu ze dit beseft, voelt ze ineens de stekende pijn van de infuusnaald die in haar arm prikt. Ze wrijft over de stekende en pijnlijke plek. 'Wat zit die naald op een ongelukkige plek', denkt ze bij zichzelf.

Terwijl het piepen van het lege infuus blijft aanhouden, staart Anne naar het lege infuuszakje. Waarom is ze eigenlijk hier? Hoe is ze in het ziekenhuis beland? Wat is er gebeurd? Waarom heeft ze een infuus? Hoelang ligt ze hier al? Terwijl al deze vragen door haar hoofd heen spoken, voelt Anne steeds meer en meer hoe de paniek zich begint te verspreiden door haar lijf. Ze voelt hoe haar ademhaling sneller wordt, hoe haar hartslag toeneemt en hoe het zweet zich langzaam over haar lichaam verspreidt. Tot ze uiteindelijk een rilling van paniek over haar rug voelt gaan.

Ze wil gillen en huilen tegelijk. Het is alsof er een vulkaan op uitbarsten staat. Zoveel emoties tegelijk heeft ze nog nooit ervaren. Tranen wellen op en begint zachtjes te snikken. Was er maar iemand in de buurt die haar nu troosten kon, iemand die een arm om haar schouders heen kon leggen. Net op het moment dat deze gedachte door haar hoofd heen spookt, komen haar ouders en haar broertje Joris de ziekenhuiskamer binnen gelopen. 'Dag lieverd', begroeten haar ouders haar. Haar broertje Joris weet niet wat te zeggen en steekt zijn hand maar op. Bij het zien van zowel haar ouders als ook haar broertje, kan Anne kan haar tranen niet langer in bedwang houden. Het zachte snikken gaat over in een luidruchtig huilen. Ze is ontzettend blij om hen te zien en nog meer dat ze hen in de armen kan sluiten. Haar moeder glimlacht naar haar en gaat op het randje van het bed zitten om een arm om Anne heen te slaan. Nog steeds luidruchtig huilend laat Anne zichzelf in de armen van haar moeder vallen. 'Wat voelt dit ontzettend fijn'. Het lijkt wel een eeuwigheid geleden dat ze dit zo gevoeld heeft en dat ze haar ouders en haar broertje voor het laatst zag. Hoe lang geleden is het dat ze dit zo gevoeld heeft? Anne kan het zich niet goed herinneren. Ook niet wanneer ze hen voor het laatst zag. Is het een dag geleden geweest? Een week geleden of misschien zelfs wel een maand geleden? Het enige wat ze zich vaag meent te herinneren, is dat ze met een vriend op pad was geweest deze zomervakantie. Of was dit slechts een droom? Anne weet het niet zeker te zeggen. Terwijl ze haar tranen droogt tijdens het weerzien met haar ouders en haar broertje, komt de arts binnen gelopen. Hij is blij om Anne wakker te zien.

'Wat fijn om je wakker te zien Anne!', zegt hij.

Anne kijkt hem verbaasd aan.

'Excuus, ik zal me even voorstellen. Mijn naam is Klaas Janssen, jouw behandeld arts. Je ligt in het ziekenhuis omdat je betrokken bent geweest bij een aanrijding'. 'Je hebt een flinke klap te pakken gehad'.

Opnieuw kijkt Anne hem met een vragende blik aan. 'Is dit echt wat er gebeurd is?', 'Vertelt de arts me wel alles?', 'Of houdt hij dingen achter?'.

De arts ziet de vragende blik van Anne en haakt daarop in: 'Kun je me eens vertellen wat je nu denkt?'.

'Ik weet het niet goed, waarom lig ik hier?', 'Wat is er gebeurd?'.

'Wat is het laatste dat je je herinnert?', vraagt hij dan.

Anne geeft aan zich niets te herinneren van wat er is gebeurd. Ze weet zich alleen nog vaag te herinneren dat alles ineens zwart werd voor haar ogen.

'Kun je nog herinneren wat je zoal gedaan hebt de afgelopen periode?, vraagt de arts.

Anne denkt eens goed na en antwoord dan: 'Ik weet het niet zeker, maar volgens mij was ik met een vriend op stap'.

En kun je ook iets vertellen over die vriend?

'Nee, ik kan me niet echt veel meer herinneren eigenlijk', zucht Anne diep.

Dat Anne zich zo goed als niets lijkt te herinneren van wat er is gebeurd, verontrust de arts lichtelijk. Hij vraagt zich af wat de daadwerkelijke schade is van de hersenschudding die Anne heeft opgelopen tijdens het ongeluk. Om hierachter te komen, besluit hij om het geheugen van Anne te helpen. Het lijkt hem een goed idee om te beginnen met een dagboek, waarin ze alles opschrijft wat er volgens haar allemaal gebeurt is. De arts besluit om haar te vertellen dat ze te maken heeft gehad met een loverboy situatie. Met dit gegeven hoopt hij dat het geheugen van Anne iets opgefrist wordt. Maar helaas, ze kijkt op richting de arts, alles lijkt erop dat ze zich hier echt totaal niets van herinnert. Of zal ze het hele gebeuren verdrongen hebben? Zal het Anne gaan lukken om met behulp van een dagboek al haar herinneringen terug te krijgen? 

Een gevaarlijke vriendschapWhere stories live. Discover now