Hoofdstuk 3 - Problemen?

280 17 1
                                    

I'm a problem, I'm a p-problem
I'm a problem, I'm a p-problem
I'm a problem, I'm a p-problem
I'm a problem, I'm a p-problem
I'm a problem, I'm a p-problem
I'm a problem, I'm a p-problem
I'm a problem, I'm a p-problem
I'm a problem, I'm a p-problem

I'm one of a kind, got everybody in love
And I don't have to try, I just do what I does
Don't have to tell me, I already know
They all want me

(Becky G feat Will.i.am. - Problem)

(Vince)

Valentine grijpt mijn in staal gehulde hand beet en we kijken elkaar diep in de ogen. 
'We kunnen dit.' Dan grijnst ze en grijpt ze haar geweer beet. 'Schiet ze.'
Luide geweerschoten zijn te horen doorheen de straten van Sector D, de Sector waar de meeste mensen zijn gesignaleerd. Het wordt ernstig geheimgehouden, en als dekking gebruiken ze 'nano-overlast'. Wat wel zo is, er zijn teveel van die nano-beesten die over de muren kruipen, maar van mensen hebben ze hier nog meer last.
Stuurman Dedector wil ons uitroeien, door ons terrein af te bakenen, maar hij weet niet dat we ondergronds leven. Later daar meer over.
Mijn prachtige Valentine schiet  luid schreeuwend te straten door, elk mechanisch wezen dat in haar zicht durft te verschijnen neerschietend. 
En gelijk heeft ze. 
Ik val haar bij, samen met het team dat doorheen Sector D is verspreid. 
Doel? Zoveel mogelijk ijzer aan flarden schieten. 
Het lukt ons aardig, maar we zijn dan ook al grondig getraind. 
Jaren aan training brengt heel wat op, plus: mijn ouders, grootouders en die andere voorouders deden het ook. Ervaring? Daar hebben we geen gebrek aan. IJzer? Daar hebben we te veel van.
Ik achtervolg een wegvluchtende roestbak met een gemeen gelach. 'Jij gaat er aan, schroothoop!' En dan schiet ik zijn systeem door. 
Made my day.
Onze groep heeft afgesproken op het oude marktplein, in het centrum van Sector D. Vanaf daar wisselenen we van groep en zetten we maskers op. Zo verdwijnen we weer door de stad.
Erg goeie maskers, gemaakt van echt ijzer. Onze persoonlijke "Stijler" heeft ze ontworpen, met onze grote dank. Zo lijken we net echte robots, met ijzeren kostuums en ijzeren pakken. Het maakt niet uit dat ze er was roestig, versleten en slonzig uitzien. Zo mijden de andere robots ons en kunnen we onze gang gaan. 
     En het duurt niet lang voor het tweede deel van het plan in actie gaat, wat me een spijtig gevoel geeft. Ik schiet graag robots af, zie je. 
Ik zie het als een wraak, voor mijn gevangen genomen ouders, vrienden en mijn andere familie die omgebouwd zijn tot robots. 
En het kan me niet schelen als ik ze misschien neerschiet. Het is zelfs een algemene regel: schiet je makkers neer, zwakte is geen optie, je doet het juiste. 
En het klopt, ik doe het juiste. 
Zelf was ik nog niet geboren toen de wereld overgenomen werd, maar zo ben ik opgevoed en zo zal ik leven. Wat de gevoelloze machines gedaan hebben is onvergefelijk. 
Thomas en ik geven elkaar een vuistje als we elkaar zien, waarna we ons masker inklikken. In het masker zitten microfoontjes, waarmee we met elkaar praten.
Krakend klinkt het in mijn oor: 'Fijne tijd gehad, blijkbaar?'
Ik grijns, al kan Thomas het niet zien door het masker. Samen springen we in een putdeksel en rennen door de vertrouwde gangen. Dit doen we een tijdje door.
'Goed gezien, Thoms, ik geniet van staal te doorschieten.' Thoms is Thomas z'n bijnaam, al sinds kins af aan. Hij is mijn beste en enige vriend,  Valentine even niet meegerekend. 
Maar zij is dan ook mijn vriendinnetje, wat haar nog net iets specialer maakt. 
'Dat weet ik, jij bent een open boek voor mij.' Al weet je mijn tweede nachtleven niet, wat je trouwens niks aangaat. Ik ben een open boek voor hem, maar alleen met te kleine lettertjes. 
'Blijf dromen, Thoms.'
'Altijd, van een wereld met natuurlijke bomen en gras en waar water vol met spelende, menselijke, kinderen zit.' Dat is zowat de wereld waar iedereen van droomt. 
'Ik zou er toch wel nog wat zon bij willen, vriend.' Hij knikt, althans, dat denk ik, want het is niet zo goed te zien met de nachtzichtbril. Voor de gangen is het perfect, maar voor een gesprek te voeren kun je hem beter afzetten. 
Ik haat die Ozonlaag, het voelt alsof ik opgesloten zit en hier nooit meer wegraak. Technisch gezien is dat ook zo, maar ik voel me opgesloten. In ijzer. Wat niet bepaald helpt. 
We hebben elektriciteit in de Koepel, dus de helm mag er daar gelukkig af. Ook boven aarde zijn er lampen, maar tegenwoordig zijn ze wat overbodig voor de robots. Ze hebben nachtzicht als standaardoptie, om gek van te worden. Die blikken kunnen zelfs Eigenschappen kiezen, zijn ze gek geworden of zo? 
Waarschijnlijk zit er een vijsje los, haha.
    Direct schud ik mentaal al met mijn hoofd, dat was een domme grap. 
Er komt een treintje in zicht, waar mensen druk met elkaar zitten te praten over de missie. Ook wij gaan zitten, achter Valentine en Hope. De meisjes draaien zich breed grijnzend om, Valentine geeft me als extra nog een dikke kus. Maar eersts doet ze mijn helm af, een robot kussen zou wel het laatste zijn wat ze zou doen. 
Ach, mijn Valentine. 
En dan heb je mijn Hope nog, die me altijd zo met die vreemd blik aankijkt. Eng. 
'Trein A32 vertrekt over 3...2...1...' We grijpen ons vast aan de bar en de vernieuwde trein schiet uit zijn startblokken. 
Valentine steekt haar armen in de lucht en schreeuwt: 'Whoohoow! Besteeeee... Stuuuuk!' 
Mensen lachen en we vliegen een bocht in, wat ons allemaal naar links doet vliegen. 
En dan vertraagd het treintje, een teken dat we de Koepel naderen. 
Onze schuilplaats is een ijzeren - soms kunnen al die dode robots best handig zijn - bol, door water omhuld, met wat uitschotten hier en daar. We zitten dan ook in Het Kanaal, ergens tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. 
Het is een grote bol, maar we moeten niet bang zijn om ontdekt te worden. Boten varen er niet meer, alles wordt door de lucht vervoerd. De trein die hier vroeger door reed, is afgeschaft. 
De bevolking is niet erg uitgebreid, maar ook niet bepaald klein te noemen. Onze slaapplaatsen zijn in de noorderkant van de schuilplaats, in een van de uitgeschoten blokken, we slapen allemaal samen in grote slaapzalen. Boven de slaapzalen zijn er badkamers. Winkels? Die zijn er niet, wat onze meisjes soms depressief maakt. 
Eten hebben we in overvloed, vooral met Dokter van den Berg onder ons. Hij heeft een speciaal middel om het voedsel langer te doen meegaan, erg handig. 
En toch moeten we geregeld op jacht gaan, zoals vandaag. Terwijl het aanvalsteam aanviel, wat logisch klinkt, ging het jachtteam op zoek naar voedsel. Veel is er nooit echt te vinden, maar blijkbaar eten robots ook graag fast food. Ik vraag me af als ze de smaak ervan kunnen proeven...
    Er schuiven poorten open en we worden ontvangen door gejuich.  
Ik grijns breed, maar het is maar een façade. Diep vanbinnen haat ik het om te zien hoe mijn maten worden ontvangen door hun familie. 
Maria Jacobs, een van de koksdochters, gilt als ze Hope in haar armen neemt. 'Ik dacht dat ik je nooit meer zou zien, zus!' 
Oh, dat is waar ook, dit is de eerste missie van de oudste Jacobs. 
Er wordt gepord in mijn middenrif en ik grom als ik opzij schiet. 'Wat...' 
Valentine giechelt en vliegt me rond mijn nek. Zelf probeer ik haar een kus op de mond te drukken, maar het lukt me niet. Ze is me te snel af, als de sluwe vos die ze is. 
'Vang me dan, als je kan!', treitert ze me kinderlijk. 
'Volgens mij is de tekst anders...', lach ik. 
Ze fronst, en het lukt me om haar een kus op haar voorhoofd te geven. 'Nee, volgens mij is hij heel erg juist.' Ik schud mijn hoofd. 
'Nee, ik weet het heel zeker.'
'Nee, Val, het is fout!' 
'Nietes!' Al kibbbelend stappen we naar de kamers, terwijl er steeds meer families toestromen voor een warm onthaal. 

Eens in mijn versleten kleren, is het tijd om naar de eetzaal te gaan. 
Vanavond staat er kip op het menu. Dat is het enigste, met wat vreemde sausjes. 
   Ik moet dus niet lang kiezen en kan snel naar mijn plek gaan, naast Valentine aan een krakemikkige tafel en een piepende stoel. 
'Ik krijg wat van deze  stoelen, jullie niet?' Er staan zowat door het hele gebouw eettafels met bijhorende stoelen, maar allemaal zijn ze even irritant. 
'Je moet blij zijn met wat je hebt', berispt Val me, 'Vroeger hè, dan hadden ze dit allemaal niet.'
'Wat niet? Krakemikkige stoelen? Ja, dat denk ik ook, waarschijnlijk hadden ze luxueuze stoelen met een uitgebreide maaltijd en zachte kleren en verwarming en...' 
Valentine steekt haar hand op en kijkt me waarschuwend aan. 'Stop. Je hebt genoeg gezegd.'
Ik grijns en knik. 'Oké, moet jij weten. Ik kan nog allerlei dingen opsommen die je mist, maar oké, ik neem vrede met je besluit, baas.' Hope giechelt. Ik probeer geen blik op haar te werpen, maar het kost me veel moeite. De giechel was te... meisjesachtig, ik weet niet hoe ik het anders moet uitleggen.
Haar ogen worden groot. 'Hé! Ik ben geen baas! Ik ben...'
Ze wordt onderbroken door de luidsprekers aan elke kant van de koepel, op de niet zo sterke muren en zelfs op de grond hier en daar. We hebben er veel, maar het is dan ook nodig. 
'Goeieavond, beste overlevenden', meeste mensen mompelen iets gelijkends, 'vandaag was een fantastische jacht, applaus, alsjeblieft!'
En zo komt er applaus. 'Maar,' het geklap stopt,'we hebben nog een lange weg te gaan. Sector D is zo goed als uitgeroeid, het is tijd om uit te breiden. Volgende Sector op de lijst: Sector O. Deze stad is iets groter, maar evenveel schroot. Dat is alles voor vanavond.'
Gejuicht, zelfs Val doet mee. Ik glimlach, maar kauw hoofdzakelijk op mijn kippenbout. 
Dat wordt trainen vanavond. 
    Er loopt een groepje meisjes voorbij, allemaal in trainingen, en een voor een draaien ze hun hoofd naar mij om, waarna ze  glimlachen. Valentine fronst en sist naar de flirters. 
Ik lach luid. 'Je moet niet jaloers zijn, liefje, jij bent mijn alles', zegt ik lief in haar haar als ik haar beetneem. Ze zucht en nestelt zich tegen me aan. 
Hope wordt rood en zegt dat ze gedaan heeft met eten. We knikken en wensen haar een goede nachtrust. 

 Ik ren op de loopband met als aanmoediging: tot het uiterste. 
Valentine is bij de andere feestvierders, maar feesten zijn nooit echt zo mijn ding geweest. 
     Hoe erg ik ook van het moorden hou, het put me niet genoeg uit. Het is daarom dat ik tot 's avonds laat nog in de sportzaal te vinden ben. 
Nou, "sportzaal" kun je het niet echt noemen. Drie loopbanden, vijf krachtstoestellen - wat hun naam ook mag zijn - en twee van die reuze ballen. 
Dan nog de vier blauwe matten, en ik denk dat ik alles heb gehad. 
Of, nee! Toch niet! We hebben nog een gewicht. 
En ondanks onze rampzalige sportzaal, onze jongens (en meisjes) zijn reuze bonken. Ik weet niet hoe het komt dat robots soms spieren hebben, hoe kunnen ze nou spieren kweken als hun lichaam niet eens leeft? Ik bedoel maar...
Ik grom gefrustreerd en stop de loopband abrupt. 
Vermoeid ben ik niet, dus het zal weer een slapeloze nacht worden.
Om naar uit te kijken.

R26Where stories live. Discover now