Hoofdstuk 38 - Voortouw nemen

118 12 6
                                    

Miss independent
Miss self sufficient
Miss keep your distance
Miss unafraid
Miss out my way
Miss don't let a man interfere, no
Miss on her own
Miss almost grown
Miss never let a man help her off her throne
So, by keeping her heart protected
She'd never ever feel rejected
Little miss apprehensive
I said ooo, she fell in love

(Kelly Clarkson - Miss Independent)

(Kimberley)

Ik vraag me steeds meer af hoe het met Vince gaat. Mary vraagt me elke nacht uit, meestal gaat dat over Vince, maar die eerste nacht ging het over Valentine. 'De ex van Vince', wist ze meteen. Ik schrok er wat van, maar ze legde het uit: 'Ik weet erg veel van je, vanaf dat je de opdracht kreeg om mensen te gaan zoeken, wisten we dat je interessant was.'
'Ik ben gevolgd geweest?', vroeg ik met open mond. Hoelang al? Waarom had ik dat niet door? Ze knikte. 'Heel lang, toevallig hadden we wat contacten in de Koepel die ons wel wilden helpen.' De namen van haar contacten wou ze niet geven, wel dat ze vermoord zijn tijdens de overval. Ik keek haar geschrokken aan, hoe hebben ze dat voor elkaar gekregen? 'Maar ik... dat kan niet! Ik heb het altijd door!', zei ik verontwaardigd. Ze glimlachte flauwtjes. 'Sorry hoor, maar we moesten gewoon zien wat voor persoon je was.'
'Dus jullie hebben me al die tijd gevolgd? Sinds wanneer precies?'
'Sinds dat je die taak werd toegewezen. Toen zat...', ze keek even weg, 'toen zat Harry nog in het Leger. Die korte tijd dat je daar trainde, heeft hij je geschaduwd.' Even keek ze me verontschuldigend aan, maar ik dwong haar om verder te praten. 'Hij zat niet voor niets bij het Leger.' Ik zag dat ze nog iets anders wou vertellen, maar ik heb haar niet verder gedwongen. Nu zitten we beide aan tafel, waar we een flesje olie krijgen. We krijgen nu elk 3 tot 4 flesjes per week, we mogen zelf beslissen wanneer we die precies opdrinken. Ik heb een eigen kamer gekregen, daar spaar ik mijn volle flesjes op. Ik heb zo'n gevoel dat ik hier toch niet lang zal blijven en ik mijn voorraad nodig zal hebben. Mijn innerlijke robotgevoel vertelt me dat. Jup.
Ik zucht, Mary kijkt op. 'Wat is er?'
'Ik wil hier niet gewoon zitten en niks doen, snap je? Dat voelt niet goed...' Ze knikt, maar drinkt dan verder. Ik voel me nog hopelozer dan daarvoor. Wat een hulp krijg ik hier aangeboden! Ik snuif in mezelf. Vandaag wordt geen goeie dag, dat kan ik je nu al zeggen. Tenzij... Ik ga staan, maar weet niet precies waarom. Mary kijkt vragend naar me op, maar ik negeer haar. Ik zoek de commandant, die aan de A-tafel helemaal voorin zit. De grot is netjes uitgehouwen, maar hier en daar zie ik nog wat ruwe resten. De commandant zit met zijn rug naar zo'n plek. 'Mary, ik ga even wat regelen. Ik ben hier nog maar twee weken, maar dit kan zo niet langer.' Vol zelfvertrouwen stap ik op commandant Jameson af. En tik op zijn schouder. 'Meneer.' Voordat ik achter hem ging staan, was hij aan het lachen met één van zijn legermaatjes. Ze dragen beide een camouflagepak, eentje die mijn
vizier aanziet als kledij voor het menselijke leger. Ik zie ze trouwens in niks anders. Zou dat ding ooit gewassen worden? Zijn gelach verstomt als hij achter zich kijkt en ziet wie daar staat. Ikke! Verrassing! Degene die op een zelfmoordmissie wil gaan om haar geliefde te redden! Ja, robots hebben ook gevoelens! Opeens ben ik al mijn moed kwijt en ik slik. Moest ik kunnen zweten, dan weet ik zeker dat dat nu zou gebeuren. Toch recht ik terug mijn rug en kijk hem strak aan, hoe zielig ik me ook voel. 'Meneer, ik moet u dringend spreken.' Ik schraap mijn keel en kijk nerveus zijn kameraden aan - die ondertussen met gefronste wenkbrauwen toekijken. 'Alleen.' Daar worden ze alleen maar nog achterdochtiger van. De nieuwe robot wil met onze commandant praten? Waar zal dat over gaan? Waarschijnlijk word ik het nieuwe gespreksonderwerp, maar het kan me niet schelen. Ik voel trouwens de aanwezigheid van Mary achter me en ze grijpt mijn hand vast, als steun. Ik moet glimlachen, wat is ze toch lief. Ze zal me steunen. Mede omdat ze zo'n fan is van Vince. De commandant is even stil, maar knikt dan uiteindelijk toch en gaat rechtstaan. Mary en ik volgen hem door De Plaats, door schaars verlichte gangen en langs talloze levende mensen, die naar mijn onbedekte handen staren. De één is nog steeds van ijzer en mijn handschoentjes ben ik vergeten. Ze kijken me achterdochtig achterna. Hopelijk mag ik hier snel weg, ik krijg het hier benauwd. Misschien was ik toch beter meteen vertrokken naar Sector A, terug naar Vince. Ik krijg harststeken als ik aan hem denk. Het is geen kalverliefde meer wat ik voor hem voel, en het zou mijn gesmolten ijzeren hart breken moest ik hem dat niet meer kunnen zeggen. Commandant Jameson gaat onverwacht een deur binnen en we komen binnen in een fel verlichte ruimte en ik pas mijn zicht aan zodat ik beter zie. De commandant gaat achter een grote houten bureau zitten, maar zegt niet dat wij ook mogen gaan zitten. Mary staat achter me, een beetje bescheiden. Waarschijnlijk heeft ze dit nog nooit eerder gedaan. Misschien heeft ze al die tijd gewoon zijn beleid gevolgd, hoe oneerlijk het ook was. Ik vind het wreed dat deze man, deze alfa van de groep mensen, dat hij niet voor al zijn welpen zorgt, hoe speciaal die ook mogen zijn. En ik ben niet zoals Ward of Mary die alleen hun mond gaan opendoen wanneer ze alles opgekropt hebben. Ik heb anders geleerd, net zoals Erik en Harry. Dat zijn de harde types. 'Wat heb je te vertellen, Kimberley?', vraagt hij. Dus ik ga maar zelf gaan zitten en zeg, voordat ik ga aarzelen: 'Ik ben hier nu twee volle weken, meneer, en u hebt me gezegd dat we Vince zouden redden. Ik ben hier om u daar aan te herinneren.' Het is even stil. 'Meneer', voeg ik er nog aan toe - omdat dat beleefd lijkt. Het blijft stil. Uiteindelijk schrijft hij iets op een notitieblok die ik nog niet eerder zag liggen. Notitie aan mezelf: in het vervolg scan je eerst je omgeving. 'Kimberley', zegt hij na een lange tijd, 'ik herinnerer me dat je dat beloofd heb, maar momenteel kan ik je daarmee niet...' Ik moet hem wel onderbreken en probeer daarbij niet wanhopig te klinken.
'Je hebt vast belangrijkere dingen te doen, dat snap ik, maar beloftes breekt u niet en dit is wel heel erg dringend, meneer. De oorlog met de robots zal nog een tijd blijven duren, maar het leven van Vince niet! Vince kan, nee, ís een belangrijke schakel in naar de overwinning.' Ik heb hem naast mijn zijde nodig als ik verder wil blijven vechten. Hoe kan de commandant dit niet belangrijk vinden? Ik ben razend, woedend, en misschien ben ik toch als Mary en Ward: de opgekropte gevoelens er uitgooien, allemaal in eens. Ik wil op het bureau slaan, maar als ik de staalharde blik van de commandant zie, doe ik dat maar niet. Maar mijn razernij is te voelen doorheen de kamer als de zon die warmte afstraalt. 'We hebben inderdaad betere dingen te doen, Kimberley. Vince is maar één leventje, de mensen zijn met honderden, wat nogal weinig is momenteel. Een robot minder zou in ons voordeel spreken.' Ik voel de onderliggende boodschap, een bedreiging. En Ik weet dat hij gelijk heeft, mensen hebben een goed overlevingsinstinct, maar dit... ik kan dit niet laten gaan. 'Ik moet dit doen, meneer. Laat me alleen gaan. Ik hoor hier toch niet.' Ik bevestig zijn eerdere woorden: een robot minder is in hun voordeel. Hij overweegt het, maar toch zegt hij: 'Stel dat ze je geheugenchip lezen? Dan zien ze exact waar we zijn.' Muggenziften.
'Dat gebeurt niet', verzeker ik hem, 'Ik kan hem uit mezelf vernietigen.' Dat is waar. Het is geen bekende informatie, maar ergens wel logisch. Ik kan een commando geven zodat mijn systeem en geheugenchip met zekerheid verbranden. Robots zijn op slag hun geheugen kwijt en meestal onmogelijk herop te statten. Het is een functie waar alleen de rijken van genieten en oorspronkelijk ontworpen voor de Stuurmannen, maar ondertussen hebben Soldaten het ook. Hij knikt nadenkend en vouwt zijn handen. 'Ik herinner me nog dat ik je gezegd heb dat we Vince wel zullen redden met ons team, maar ik heb toen niks beloofd. Ik laat je gaan, samen met die andere schr...' Hij hoest niet zo subtiel, om zijn fout te dekken en zegt: 'robots. Maar geen menselijk team, dat is een zelfmoordmissie.' Met andere woorden: jullie kunnen we missen. Ik dacht dat deze man een goed mens was, maar ik heb me goed vergist. Deze man doet alles uit eigenbelang & dekt dat met het argument dat er te weinig mensen zijn. Gelukkig ben ik van hem af. 'Open de poorten', beveel ik en hij drukt meteen op een knop. Ik hoor de waarschuwingsgeluiden op de gang en in de kamer begint een fel oranje licht verwoed te draaien. 'Wapens en munitie?', vraagt Mary. Ze is een simpele robot, niet verroest, maar zeker ook niet aangevuld met de nodige wapens voor een oorlog. 'Ik kan ze inbouwen', deel ik mee. Dat heb ik geleerd ten tijde van de Academie. Het was een deel van de opleiding. Je moest jezelf en je kameraden kunnen helpen in noodsituaties. De commandant geeft ons toestemming om zijn wapens te gebruiken en Mary gaat Erik, Ward en Harry gaan halen. We spreken terug af in de ziekenzaal, waar ik ze beveel hun skelet naar me door te sturen. Mijn Vizier krijgt enkele seconden later 4 voorstellingen weer. Mary is de kleinste, bij haar is duidelijk dat ze nergens waardevol ijzer zitten heeft. Alleen kabels en speciale functies - zoals wielen in haar voeten en een verhullingsmantel. Dat heb ik zelfs niet, een mantel die me onzichtbaar doet lijken - gemaakt uit spiegels. Het is speelgoed, en niet eens leuk. Ik heb gehoord dat er veel problemen met het ding waren. 'Mary, neem plaats op dat bed daar, ik kom zo.' Aan haar ga ik veel werk hebben. Dan ga ik over naar Ward, die er al wat beter uitgerust uitziet. Hij heeft 1 wapen, een kleintje, in zijn linkerhand. Ik zie dat zijn tenen extra verhard zijn en dat hij met zijn ogen kan je skelet kan scannen. Handig, maar ook speelgoed. 'Ward, jij daar.' Hij mompelt wat, maar gaat toch naar zijn aangewezen bed. Harry blijkt goed uitgerust te zijn, maar dat kan ook niet anders. Hij heeft dezelfde nieuwste snufjes als ik, want ook hij heeft in het Leger gezeten. Erik heeft minder wapens dan Harry, maar genoeg om rond te komen. Ik keur ook hem goed en beveel ze te kijken hoe ik de wapens in Mary steek, maar Harry let niet echt op, hij heeft het toch al gezien. 'Mary, dit gaat even een schok geven.' Ik doe haar klepje open en druk haar uit. Ze wil nog wat zeggen, maar haar ogen staan na nog geen 5 seconden leeg en ik kan aan de operatie beginnen. Eerst begin ik met haar kabels, zodat ze geen probleem heeft met moorden. Het killersinstinct, dat meeste robots ontbreken, zorgt ervoor dat ze gemakkelijker zullen doden. Iets slechts, maar iemand zoals Mary kan het wel gebruiken. Ward zal er geen problemen mee hebben, denk ik. Na haar kabels moet ik de huid er af halen. Dat is jammer, want ze was een mooi meisje. Nu is ze enkel nog ijzer. Maar wel met waardevolle wapens, want als ik klaar met haar ben heeft ze in haar ene vinger een pistool en bestaat haar andere hand uit een mes - dat natuurlijk terug kan getransformeerd worden tot een hand. Het is niet veel, dus ik probeer haar haren in stevige draden te veranderen, zonder veel succes. 'Met beperkte middelen is het niet zo makkelijk.' Dus ik leg haar arm open en prop er nog een mes in en in haar andere arm een pistool. Haar been versterk ik met een diamantzool. De beste zolen die er zijn, al vraag ik me af waarom ze hier diamanten hebben liggen. Vast gevonden in een van de grotten, vermoed ik. Bij Ward voer ik hetzelfde uit, terwijl Mary langzaamaan terug opstart. De zwaaiende oranje lampen gaan terug in werking als we voor de poort staan en onze eerste stap zetten naar een uitweg. Een uitweg van die helse oord, een uitweg voor Vince en een uitweg voor de oorlog. Ik hoop maar dat dit de juiste beslissing was. 'Op naar de Transporter!', wil ik zeggen, zoals in films - heroïsch en vol moed, maar er komt niks uit mijn nerveuze keel. 'Het komt wel goed,' zegt Mary. Ze lijkt mijn ongerustheid op te merken en stelt me gerust. 'Zolang Erik, jij en Harry bij ons zijn kan ons niks gebeuren.' Ze heeft gelijk, we zijn goed opgeleid. Maar toch...
'Ik weet niet waar Vince is,' beken ik dan. De poorten slaan achter ons met een harde klap op de grond. Ik denk terug aan wat commandant Jameson ons daarnet zei: 'Ga, red dat stuk ijzer van jullie en kom niet terug. Jullie zijn hier niet meer welkom.' Ik wou hem neersteken met mijn mes, maar gelukkig wist ik beter. Dan zouden we daar nooit meer weggeraakt zijn. Mary is toen onze voorraad olie gaan halen en heeft een deel in onze reservevakken gestoken, de anderen in een rugzak die over Harry's rug hangt. En dan dringt het tot me door wat ik gezegd heb. We kunnen nergens naartoe.

R26Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu