Hoofdstuk 7 - Robot, Robot & Een Hoop Mensen

222 17 0
                                    

And like all the stars
You will fall apart
You're turn
To fall down

(Bronze Whale and PRFFTT & Syvable Ft. Koda - The Search)

(Kimberley)


'Zo,' begint mijn partner, 'klaar voor de zet van je leven?'
Eerlijk antwoord ik: 'Nee.'
Kris draait zijn hoofd niet naar me om, al weet ik dat hij zich afvraagt waarom. Ik ben altijd een sterke meid geweest, maar met hem voel ik me plots minder zeker. Het komt door hem dat ik er niet klaar voor ben, maar dat ga ik hem niet gaan vertellen.
'Waarom ga jij mee op missie, Kris? Jij zit niet eens in het leger.'
Het blijft even stil. 'Omdat ik heb gezegd dat ik weet waar de mensen zitten.' Ik frons mijn harige wenkbrauwen. Ik weet dat hij liegt. 
'Om mijn trip korter te maken? Waarom zou je zoiets doen?' Kris haalt alleen zijn schouders op. 
Met hem raak je ook niet ver... 
    F14 begint over een ander onderwerp. Slimme zet, Krissie, maar die zal niet lang duren. 
'Over de kus... ik... ik wil me excuseren.' Wablief? 'Het is duidelijk dat je niet hetzelfde voelt voor me en ik snap het, we kennen elkaar niet lang en ik ben eerder een mysterie voor je, maar ik voel me best tot je aangetrokken. Ik zal je helpen met je missie en je dan met rust laten', dan kijkt hij even naar me, 'Je ziet er trouwens leuk uit.'
En daar gaan mijn wangen weer. Domme optie, dat blozen. 
Meer krijgt hij niet uit mijn lichaam, want ik blokeer helemaal. Voelt hij iets voor me? Hoe kan het dat ik ook iets voor hem voel?
Kan een robot dan liefde voelen? 
     Mijn ouders konden het, maar dat was volgens mij omdat moeder de optie "Liefde" had en vader een mens was. Ik voel geen liefde voor Kris, maar ik vind hem wel leuk. Agh, wat is logica soms toch ingewikkeld. 
'Je... Je hoeft je niet te excuseren. Het was... lekker.' Ik giechel, maar die houdt al snel op als ik besef wat ik doe. Wat haat ik Vreugde! 
Maar blijkbaar merkt Kris mijn innerlijke strijd niet op, want hij begint te stralen. Letterlijk, het lijkt wel alsof de straat opeens een zon bezit. 'Mooi', is het enige wat hij zegt. 
Verder zijn we stil, en lopen we rustig de straten door. Als de berekeningen van de professor juist zijn, dan zouden de mensen ergens op de dag moeten buitenkomen. Dan vinden ze mij, met Kris ergens ver achter me of op het dak, want ze mogen hem niet zien, en nemen ze me mee naar hun schuilplaats. Daar haal ik informatie en als laatste ontsnap ik. Simpel als wat en het zal helemaal niet zo lang duren. Dan kan ik uit dit helse lichaam en mag ik mijn oude leven weer opnemen. Of zeg toch maar mijn oude mode, want dit lijkt op niks. Al vind ik wel dat het hemdje goed zit... En die broek is ook niet mis... Oh, en die schoenen zitten zo soepel... Bah! 
'Wat zit er eigenlijk in die rugzak van je?', vraag ik Kris om mijn gedachten te verzetten. Hij knippert, alsof hij zelf ook in gedachten verzonken was - wat kan hij me goed beschermen... - en draait zijn hoofd om naar de rugzak, alsof hij vergeten was dat hij die had. 
'Oh, een voorraadje drankjes en wat eten. Ook wat zalf voor je gezicht en zo, maar als we die mensen snel vinden, dan heb je dat niet eens nodig.' 
Ik knik traag, want ik snap niet waarom hij dat bijheeft. Maar... 'Ga jij mee?' 
Kris snapt wat ik bedoel, maar hij lijkt te twijfelen over zijn antwoord. 'Dat weet ik niet,' zegt hij uiteindelijk, 'ze raden me aan om mee te gaan, maar het zou niet zo slim zijn als ze mij ontdekken. Ik denk dat ze jou zullen verdenken en dat is zeker niet goed....' 
Schrr... Datzelfde geluid van gisteren, toen we op missie gingen, is te horen. Direct staan mijn zintuigen op scherp en snauw ik tegen Kris dat hij zijn belabberde mond moet houden. 
Daar moet ik me straks maar  eens voor excuseren. 
'Wat is er te horen?', fluistert hij, een beetje gekwetst. Ik snap dat hij maar een normaal ontwerp is, dus geen ultra-gehoor bezit.
'Ze komen', fluister ik hees terug. Meteen grijpt Kris mijn vel over been polsen en trekt me een vervallen gebouw in.
Zonder aarzelen volg ik hem, want hij zal me het plan zo uitleggen. Maar eerst duwt mijn partner wat drankjes in mijn reservevak.
   'Jij schreeuwt,' beveelt hij terwijl hij mijn polsen vastbindt en een doek om mijn nek knoopt, 'zo hard je kunt. Schreeuw dat ze je gevangen genomen hebben, die vuile robots ook, en huil. Huil tegen je redder zijn of haar borst. Maak het geloofwaardig.' Dan knipoogt hij, maar lijkt te aarzelen over zijn volgende zet. 
Die zet wordt al snel onthuld, want Kris besluit toch om me een kusje te geven, op mijn wang weliswaar. Dan stapt hij met klikkende stappen achteruit en verdwijnt hij in de schaduwen.
Zoals hij mij opgedragen heeft, begin ik met schreeuwen. 
'Help! Red me! Hee-eelp!', gil ik. Ik weet dat ze me nog niet kunnen horen, maar ik begin al vast met oefenen. 
Ze gaan me vragen waar ik vandaan kom. Ik zal hun zeggen dat ik sinds mijn zevende op straat leef, omdat mijn ouders gevangen genomen zijn door die wrede blikken. Als ze me geloven zal aan hen zijn. 'Help!' Ik heb me mijn hele leven verstopt in van die zeldzame nep-bomen en eten heb gestolen uit de robots hun handen. Daarom kan ik ook zo goed vechten en omgaan met geweren. 'Red me!' Toen de robots me  twee weken geleden gevangen genomen hebben, hebben ze me een zuurstofsysteem ingestopt. Ze wouden me ondervragen en aangezien mijn pillen op waren, moesten ze wel iets doen. 'Ik ben te jong om te sterven!' Na de ondervraging bleek dat ze niks met me waren, dus hebben ze me in dit gebouw gezwierd, met de hoop dat ik zou sterven. Ik was te waardeloos om nog een leven te geven. 
'Red...! Me...!' Het verhaal is niet waterdicht, maar robots hun daden zijn dan ook zo onvoorspelbaar. Dus misschien geloven ze wel dat ik geen leven meer waard was.  
Ik hijg een beetje nep. Ik zal vertellen dat mijn monddoek   nog niet zo lang geleden van mijn mond is afgeleden, dus ik schreeuw nog niet lang. Volgens mijn verhaal zal ik al anderhalve dag zonder eten zitten. Als extra bewijs rol ik me in het stof van het gebouw. 
'Verdomme, help me dan toch!' Eindelijk hoor ik beweging rondom het gebouw. 
Met mijn goede gehoor kan ik hun gesprek volgen. 
'Wat als het een valstrik is?' Net wat ik had gedacht. Zo wantrouwend dat die wezens zijn... Maar best ook.
'En wat als het nou geen is?', gaat een andere vleeshoop tegen de wantrouwende in. 
'Beantwoordt mijn vraag niet met een vraag, ouwe! Ik denk aan de getallen die er zullen vallen als het wel een valstrik is. En als het er geen is, dan is het alleen maar jammer voor die ene daar boven.' 
Als tegenspraak roep ik: 'Red me dan toch, zielige monsters! Is daar dan niemand?!' Ik begin hard te snikken, al kunnen ze me waarschijnlijk niet horen. 
Een meisjesstem mengt zich: 'Horen jullie het dan niet? Ze heeft hulp nodig! Kan me niet schelen wat jullie doen, maar ik ga dat meisje helpen! Je moet opkomen voor je eigen soort.' 
De wantrouwende mens slaakt een zucht, maar roept het meisje na. 'Valentine! Wacht!' 
Te laat. Ik hoor de deuren op de gelijksvloers opengaan en ik kerm verder, al rollend in het stof en proberend de touwen rond mijn polsen uit te krijgen. 
'Help me... alsjeblieft...' Ik snik en huil en het lijkt wel alsof ik het opgeef. 
Pas als de deur opengaat op mijn etage komt er weer leven in me. Ik schuif zo ver mogelijk te hoek in en verberg mijn hoofd achter mijn vastgebonden handen. 'Niks doen, alsjeblieft. Ik probeer alleen...' Als deze missie gedaan is, word ik actrice. 
De meisjesstem van Valentie onderbreekt me. 'Sst... Rustig maar. Je hoeft niet bang van me te zijn.' Het meisje komt dichter naar me toe en ik haal mijn hoofd half van achter mijn handen. 
    Ik zie dat Valentine glimlacht naar me, terwijl ze roept naar de mannen beneden. 'Alles is goed, jongens, dit is geen valstrik!'
'Na-a-tuurlijk... nie-iet!', snik ik zielig. Traag kruip ik naar Valentine die ondertussen gehurkt neerzit. Ik nestel me tegen haar borst, zoals Kris me heeft opgedragen. 
'Stil maar, rustig, niks aan de hand...', sust ze me. Ik word er alleen maar kwader van en mijn gevoel zegt me dat ik zo snel mogelijk weg moet van de armen die me omsluiten. Maar dat mag niet, dan zou de gehele opdracht - en de irritaties ervan - voor niks geweest zijn. 
Er zijn voetstappen te horen op de krakende trappen en even later komen er vijf mannen binnen, samen met een meisje. Zeven levende mensen al. 
"Hope" valt er op het meisje haar T-shirt te lezen. Ik vraag me af als ze nog steeds hoop heeft of als het haar naam is. Ze kijkt me aan vol medeleven. 
Ik moet me inhouden om niet te kokhalzen. 
    Een van de mannen - jongens - stapt naar voren, hij heeft een geweer in zijn handen. Hoe komt hij daar aan? En waarom dragen ze een robotpak? Waarom merk ik dat nu pas op? Zelfs Valentine, die me nog steeds vasthoudt, heeft er een aan. 
Ze hebben allemaal een helm, die sommige ophebben en sommige als een kap achter hun dragen. 
Het meisje dat me vastheeft draait haar hoofd naar hem om. 'Het is niks, Vince, zie je dat dan niet? Ze is vastgebonden.'
Vince vernauwt zijn ogen, heft zijn geweer op en komt dichterbij. 
Dan pas krijg ik de tijd om zijn schoonheid te aanschouwen. 
De jongen - die ongeveer mijn menselijke leeftijd is -  heeft blond haar, dat hij gek genoeg in een kuif draagt. Zijn haar is niet vettig, ook niet vuil. Wel is zijn gezicht besmeurt met opgedroogde modder, waardoor zijn lichtgroene ogen meer opvallen. het lijkt wel alsof ze doorzichtig zijn... 
Ik vang een glimp op van goedkeuring, maar die verdwijnt snel. Zijn blik wordt weer hard en het gevoel alsof ik de natuur in zijn ogen zag gloeien, neemt de goedkeuring met zich mee. 
Zijn gezicht komt dichter, tot hij op nog geen vijf centimeter is. Ik houd bijna op met ademen, dat ik verplicht moet doen om hun te laten geloven dat ik een echte vluchteling ben.
    En in de plaats van te vragen wie ik ben, vraagt hij hoe ik hier kom. 
Daar mag ik mijn verhaal gaan vertellen, al snikkend en schokkend. Hier en daar een rilling. Perfect. Zes wezens met een kloppend hart geloven me, de zevende trapt er niet zo snel in. 
Ik zie het in zijn ogen dat hij me wantrouwd - hij is duidelijk degene die niet naar boven wou gaan om me te redden - maar ik sla mijn ogen weg en nestel me wat dieper in de warme borst van Valentine. Had ik maar een moeder gehad die dit met me deed... 
'Laten we haar meenemen naar huis, Vince, dit verdient ze niet.' Vince gromt iets, wat ik niet kan verstaan, maar het kan me niet schelen. 
Ik ben er gek genoeg te moe voor. 

Dom, dom dom! Waarom ben ik in slaap gevallen tijdens mijn verplaatsing? 
Nu weet ik niet waar ze zich verstoppen! 
Zou Kris het weten? Zou hij ons gevolgd zijn? Ik kan mezelf wel schieten!
   Tijdens mijn innerlijke strijd dringen er stemmen door. 'Wat doen we met haar?', vraagt een vrouwenstem. Het is niet Valentine. 
Een andere vrouw antwoordt, deze keer wel Val. 'Ik ga voor haar zorgen, haar rondleiden', het blijft even stil, 'en van Vince moet ik haar ondervragen. Subtiel, natuurlijk.'
'Maar ze heeft haar verhaal al verteld, wat moet je haar dan vragen?'
Ik hoor Valentine haar schouders ophalen. 'Weet ik veel. Haar naam, bijvoorbeeld, die weten we niet.'
Het blijft weer even stil, maar ik voel dat hun blikken op mij rusten. 'Ze ziet er uit als een Paula.'
Valentine lacht zo hard dat ik wel wakker moet worden. 'Paula?! Serieus? Echt niet! Ze ziet er uit als een... als een Aïcha.' 
'Jij met je speciale namen ook. Vraag het haar straks eens, we zullen wel zien.' Dan fluister de andere vrouw iets wat ik kan verstaan, maar Valentine waarschijnlijk niet gehoord heeft. 'Ik weet zeker dat ik gelijk heb.'
Dan gaat er een deur open - een klapdeur - en zijn er nieuwe stemmen te horen. 
'Is ze al wakker?' He... ik ken die stem... 
'Jawel, Dokter. De meid is al wakker.' Hoe weten ze dat? Verbaasd doe ik mijn ogen in een ruk open en ga even snel rechtop zitten, zonder een robotarm die me tegenhoudt. 
'Hoe...?', komt er krakend uit mijn keel. 
Zij kijken me even verbaasd aan. Ik snap al waarom. 
Nog een paar uur geleden was ik een belabberde vaatdoek en nu heb ik al die energie. Het klopt inderdaad niet. 
'Goed geslapen, meisje?', vraagt de nieuwe stem onzeker. Mijn ogen vallen op een nieuwe figuur.
Er staat een man in een witte doktersjas, waar allerlei kleine apparaatjes inzitten. Ik zie een scalpel,  meer hoef ik niet te zien. 
Het is wel degelijk een mens, maar zijn stem komt me bekend voor. 'Jawel, meneer...?'
'Van den Berg, meisje.' 
Oh, dat is juist. Ze weten mijn naam nog niet. 
Mijn vage verhaal natuurlijk wel, maar dat is het enige. 'Ik ben Kimberley... Chevalier.' Ik heb nog nooit een achternaam gebruikt die typisch voor mensen is, maar deze lijkt me wel wat. Het is de enige achternaam die ik ken omdat we die eens besproken hebben op school.
Volgens mij betekent het "ridder" of zo, ik weet het niet zeker. 
De Dokter knikt beleefd. 'Aangenaam, juffrouw Chevalier.' Dan spreidt hij zijn arm naar de twee meisjes. 
'Dit zijn Valentine en Hope.' Ook zij knikken naar me. 'Val gaat je rondleiden, nu meteen als je daar zin in hebt.'
Ik twijfel niet lang. 'Oké, is goed.'
Ondertussen zie ik hoe groot het hier is... en hoeveel vleeshoopjes er rondlopen.
-----

A/N

De foto rechts is de menselijke vorm van Kimberley. Alexis Bledel krijgt de eer :D

R26Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu