Hoofdstuk 14 - Kom terug

223 17 2
                                    

  Roses, Bel Air, take me there

I’ve been waiting to meet you
Palm trees in the light, I can see late at night
Darling, I’m waiting to greet you
Come to me baby

(Lana Del Rey - Bel Air) 

(Kimberley)


Hij geeft geen antwoord, hij houdt enkel zijn handen omhoog. En grijnst. 'Geschrokken, robot?' 
Ik geef geen kik. Die voldoening gun ik hem niet. 
'Nee', antwoord ik laag. 
'Dan, wat is er?',grijnst hij verder. Ik snuif en draai me met een ruk om. Het komt niet vaak voor dat ik met mijn mond vol tanden sta, maar het is zover. Ik sta met mijn mond vol tanden. 
Ik weet niet wat er is. 
Het heeft te maken met hem, dat zeker, maar ik kan er mijn vinger niet op leggen. 
Emoties en Gevoelens zijn nieuw voor me.
Ik plens nog een laatste keer wat water in mijn gezicht en vertrek uit de kleine ruimte, met mijn hoofd opgeheven. 
Vince roept me achterna: 'Hé, wacht even!' Ik wacht niet, mijn enige teken van ongehoorzaamheid is dat ik driftig doorwandel. 
De jongen geeft niet op en ik voel onverwachts een hand op mijn schouder. Ik schrik en draai me snel als een bliksem om, waar na ik hem een klap verkoop. 
Een rode afdruk blijft achter op zijn wang en ik weet zeker dat hij mijn stalen hand heeft gevoeld. Een normaal mensenhand kan niet zo hard zijn. 
En inderdaad, ik had hem slimmer geschat, hij heeft niks door. Vince staart me in schok aan, langzaam rijkend naar zijn rode wang.
Mijn mond valt open van mijn eigen reactie, maar excuseren staat niet op mijn te-doen lijstje. Niet voor hem. 
Ik trek mijn neus op, herstel mijn rechte rug en kijk hem emotieloos aan, met mijn kin opgeheven. 'Nou, dat is dan duidelijk.' 
Hij knikt langzaam, nog steeds met zijn hand op de kloppende wang. 
Ik wil me omdraaien, maar Vince is me voor. 
Hij grijpt mijn polsen verrassend  beet en drukt ze zo goed als plat, me in de ogen kijkend. Moest ik natuurlijk niet naar mijn prachtige kunstwerk op Vince zijn wang kijken, want dat is echt opvallend. 
Uiteindelijk ben ik verplicht om in zijn plotse  woedende ogen te kijken, maar ik ben niet bang. 
Ik ben nog steeds het wezen gemaakt uit logica en perfecte berekeningen. 
Uitdagend staar ik terug. Val me maar aan, ik ben zeker van de winnaar. Zelfs als ik mijn dekmantel verraad, ik zal je hele sekte uit moorden. Zoals ik al zei, let op mijn woorden.
We staan een hele tijd naar elkaar te staren en het is Vince die als eerste opgeeft. Wijze jongen. 
'Luister, laten we uit elkaars buurt blijven, afgesproken?', zegt hij stilletjes, het lijkt wel gefluister, maar er kinkt een dwingende ondertoon door. 
'Goed', accepteer ik zijn plotse aanbod. Er lijkt een last van Vince af te vallen, maar geen haar op mijn neppe lichaam zal vragen welke zorg zojuist is verdwenen. 
    Vince laat me nog steeds niet los, maar ik wacht geduldig af. 
'Dat houdt in dat je bij míjn vrienden hun buurt blijft, snap je dat, robot?' Alsof dat nog niet duidelijk was, sukkel. Ik rol met mijn ogen en knik verveeld. Laat me los? 
Nog steeds drukt hij mijn futuristische polsen plat, maar ik laat niet merken dat ik ze niet meer voel. Hoe ga ik dat terug op hun plek krijgen? 
We staren elkaar nog een tijd in de ogen en eindelijk laat hij los. Ik hef mijn arm op, maar mijn hand wil niet meewerken. Vince kijkt me vreemd aan, maar vraagt niks. Zonder nog een woord vertrekt hij.
Ik heb mijn polsen een paar keren tegen de rand van de wastafel moeten slaan om ze terug te kunnen gebruiken. Jezus, die jongen is sterk. Mijn technologie is sterk, het omhulsel heeft niks opgelopen, maar vanbinnen kan het soms haperen. Opmerkelijk: dat had ik niet bij mijn oude lichaam.
Ik zucht en laat mijn hoofd zakken. Misschien moet ik maar eens gaan slapen, mezelf op stand-by zetten en een week lang slapen. Ja, lijkt me een goed plan. Maar wat zal het oplossen? Ik zoek de sofa van enkele dagen geleden op en stel in dat ik acht uur mag slapen. Het is vermoeiender voor mijn systeem dan zelf in stand-by overgaan, maar ik wil mezelf even afsluiten van de wereld. De sofa ligt nog even goed als eergisteren.
En jawel, precies acht uur later word ik wakker uit mijn modus. Er staan geen mensen rond me heen, maar ik hoor luid gebabbel vanuit de eetzaal. Misschien maar eens een kijkje gaan nemen. Mijn haar is niet zo slordig als ik eerst dacht, dus ik kan zonder een tussenstop naar de kantine. Al snel kom ik er achter waarom iedereen zo druk bezig is: het is zijn eieren! Ik heb het nog nooit gegeten, maar ik glimlach naar de mensen die me blij tonen wat ze hebben kunnen verkrijgen. Ik grijns naar hen, maar eigenlijk vind ik het niks speciaals. Die dingen smaken niet eens zo verrukkelijk als ik dacht. Tja, mensen en hun smaakpapillen... Ik eet het wit-gele ding op, maar vraag niet om meer, zoals de meerderheid.Jawel, Vince hoort daarbij, maar we negeren elkaar zo goed mogelijk. Onze blik heeft nog niet gekruist, ik vind het niet erg.Nou, anders gezegd: mijn vroegere ik zou het zeker niet erg gevonden hebben - degene zonder de Vreugde en al die dingen - maar deze ik... die voelt ergens spijt. Waarom? Hoe moet ik dat weten? Ik eet daarom ook mijn ei sneller op en vertrek naar de sportruimte, die op dit uur nog leeg is. Ik werk mijn Woede, Spijt, Verdriet en Vreugde uit op de loopband, maar ik kan de gevoelens geen oorzaak geven. Dit is vreemd, ik haat het. En zo zit ik de hele dag in de ruimte, tot Vince komt. Haastig stop ik de band en ren naar de douches. Ik zal me aan de afspraak houden, maar ik vind het verschrikkelijk dat ik van hem weg loop. Is het gênant geworden tussen ons? Ik moet mezelf dringend herpakken, want dit ben ik niet. Ik loop voor niemand weg. Geen enkele persoon - mens of robot - kan me klein krijgen.
Ik ben Kimberley R26 en ik buig voor niemand.
Vanavond is er niet veel te doen in de Koepel, maar ik besef wel dat vanaf vandaag mijn proeftijd als mens in gaat. Wat gelijk staat aan een maand, wat ook betekent dat ik nog vier weken heb om de uitgang te vinden. En de rest van hun informatie. Hebben ze nog ergens geheime verstopplekken? Dat lijkt me een gekke gedachte, dus nee. Ze hebben geen verdere verstopplekken. Maar die ingang-uitgang werkt me op de zenuwen. Waar gaan ze in en uit dit bolle gebouw? De man zei dat ze extra gangen hebben, maar ook die heb ik niet gevonden. Deze plek is verdoemd, dat kan niet anders. Mijn tocht eindigt al snel, ik wil niet verdacht overkomen. Op naar de roddeltantes. Gek genoeg word ik niet normaal wakker. Nee, het is veel erger dan dat.

R26Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu