BONUS 5.

1K 43 3
                                    

Hoofdstuk 5: Geschreven op 27-02-2021

Ik vul Caidens rugzak met een aantal zware stenen, een paar flesjes water meer dan nodig en een flinke hoeveelheid eten die we nog niet misschien op gaan kunnen. Als ik probeer de rugzak op te tillen, krijg ik het bijna niet voor elkaar. Dat ding weegt bijna 15 kilo denk ik.

Bijna niet, natuurlijk. Ik heb misschien niet veel spieren, maar ik ben niet helemaal gemaakt van spaghetti. Ik heb ook nog een eigen rugzak – leeg nu, op een kistje met eerste hulp middelen na, maar stel dat we al onderweg zijn voordat Caiden besluit dat het hem toch te veel is, dan kan een groot deel van de inhoud van zijn rugzak naar de mijne.

Caiden zit op een campingstoeltje, zijn ogen gesloten, zijn ademhaling zwaar. Ik maak me oprecht zorgen om hem, zelfs al weet ik dat hij niet wil toegeven dat hij ziek is. Ik weet niet waar hij bang voor is. Ik betwijfel of hij het niet durft toe te geven aan mij, ik denk dat hijzelf weigert te realiseren dat hij ziek is. Dat een Alfawolf ziek kan worden.

Sure, ik geloof goed dat dat een deuk in zijn zelfvertrouwen geeft. Als de Alfawolf niet ten alle tijden op zijn sterkst is, waarom zou hij een Alfawolf zijn? Misschien is het daarom ook maar beter dat we ver van alles en iedereen verwijderd zijn, dan heeft niemand het door, behalve ik.

Niet dat ik zeg dat mannen geen zwakte mogen tonen, integendeel.

Ik weet alleen dat in de dierenwereld de zieke en zwakke dieren achter worden gelaten, dus hoewel de menselijke kant van iedereen in de roedel sympathie zou hebben voor de situatie, zou iedereens wolfkant daar anders over denken. Ze zouden hem willen uitdagen, laten zien dat ze sterker zijn, in de hoop hogerop te komen.

"Caiden?" ik schud zachtjes aan zijn schouder, maar aan de manier waarop zijn ogen direct openschieten, is het duidelijk dat hij niet sliep. "Klaar om te gaan?" Ik glimlach breed, maar mijn ogen lachen niet mee.

"Ik heb hier je rugzak, hij is wat aan de zware kant, maar dat kun je wel aan toch?" Caiden knikt vol bravoure, staat op, en slingert de rugzak over zijn schouders. Ik zie hem even vertwijfeld kijken bij het gewicht, en ik denk zijn benen kort te zien trillen, maar hij laat verder niks merken.

"Zullen we gaan?"


We lopen tegen de zon in, over paden in het bos met veel hellingen. We zijn nog geen kwartier onderweg, en ik heb er zelf al lichtelijk moeite mee, mijn ogen constant dichtknijpend tegen het felle licht. Caiden is hoorbaar aan het zwoegen, heeft duidelijk moeite met diep ademhalen.

Ik schud mijn hoofd in mezelf. Ik kan hem dit niet aandoen. Hij gaat duidelijk niet toegeven dat hij zich niet goed voelt tegenover mij, dus dan moeten we het maar op een andere manier oplossen.

"Zullen we hier even pauze houden? Dit pad is toch zwaarder dan ik dacht," zeg ik, terwijl ik doe alsof ik zwaar buiten adem ben, het zweet van mijn voorhoofd vegend. Caiden stemt direct in, en laat de rugzak naast zich in het mulle zand vallen, waarna hij er zelf naast ploft, zijn ogen sluitend.

Zo zitten we even naast elkaar, terwijl ik probeer te bedenken of hij het door zou hebben als we gewoon hetzelfde pad terug nemen naar de kamplocatie.

Waarschijnlijk wel, hij is niet dom.

Ik pak de map uit mijn rugzak, en probeer een route te vinden die niet al te lang duurt en ons zo snel mogelijk richting de tent brengt. Er zou er een moeten zijn die over tweehonderd meter met een zwakke bocht afbuigt en dan binnen drie kilometer weer bij de tent uitkomt, dus dat moet wel te doen zijn. Tuurlijk, als we nu om zouden draaien is het waarschijnlijk nog geen anderhalve kilometer, maar dat is waarschijnlijk geen optie. Ik kan makkelijk doen alsof ik per ongeluk de verkeerde afslag heb genomen, en dan doen alsof ik geen zin meer heb om alle plannen vandaag te volbrengen.

MatedWhere stories live. Discover now