2.

18K 725 50
                                    

Geschreven op: 26-06-2015

Willow
Ik word wakker door de kou die prikt op mijn huid als scherpe glassplinters. Mijn hoofd bonst en ik voel dat ik lig te rillen over mijn gehele lichaam.
Zonder mijn ogen te openen probeer ik me te bedenken wat er is gebeurd.
Als er zo even niets naar boven komt bedenk ik me dat het wel hetgene zou zijn wat het meestal is. Ik ben na school de bossen ingerend uit verdriet, ben een beetje van het pad afgedwaald en toen de zon aan de horizon was, ben ik in slaap gevallen op het zachte mos.
Hé, veroordeel me niet, het mos ligt heerlijk!
Alhoewel, dit mos ligt wel wat harder en niet zo comfortabel dan meestal. Misschien omdat het vannacht gevroren heeft? Ja, dat zal het zijn, het is geen wonder dat dat gebeurt aan het eind van november.
Ik besluit dat ik snel op zal moeten staan om niet onderkoeld te raken, maar zodra ik mijn ogen open is het nog steeds donker.
Ik knipper een paar keer met mijn ogen om goed wakker te worden, en langzaam begin ik verschillende vormen te onderscheiden. Zodra ik zie waar ik ben, dringt ook de geur tot me door. Hoe heb ik die in hemelsnaam niet kunnen ruiken tot nu toe?
Het is de meest afschuwelijke geur die ik ooit geroken heb. Het is een mengeling van ziekte, verderf, bloed, pijn en dood.
Een gore mix van kots, urine, bloed, zweet en poep.
Bedenk alles wat je vies vindt ruiken, meng het bij elkaar en het komt nog niet eens in de buurt van deze stank.
Ik haal happend adem en probeer het niet te ruiken. Ik probeer me ervoor af te sluiten, maar het lukt me niet.
Hoestend probeer ik overeind te komen, maar de zwakte en de duizeligheid in mijn hoofd houden me tegen.
Wat is er gisteren toch gebeurd?
"Het went wel, meisje. Niet dat je hier lang zult zijn."
Ik schrik enorm van de rasperige en heze stem die een paar meter naast me klinkt en gil.
"Ssjt, kindje, ik doe je niets. Niet dat ik dat kan, maar toch."
Met moeite draai ik mijn hoofd naar het geluid van de stem. Als ik rond kijk om de bron van het geluid te vinden, kom ik erachter dat ik in een cel zit.
Tenminste, dat is over het algemeen wel waar ze tralies voor gebruiken, toch?
Wat heb ik gisteren in hemelsnaam gedaan! En waarom kan ik het me niet herinneren?
Ik zucht en mompel zachtjes: "Wat is er gebeurd? Heel goed Willow, je bent op een plek terecht gekomen waarvan je niet weet waar het is. Je hebt honger, pijn en je hebt het koud. Kan het nog erger? Ohja. Je ouders zullen dit ook erg leuk vinden. Niet dus."
In de cel naast me grinnikt iemand. "Ik had niet gedacht dat je zo snel gek zou worden."
Ik richt mijn blik op het geluid. Er zit een oude, vieze man met een vriendelijk gezicht vlakbij de tralies.
"Ze hebben je hier eergisteren binnengebracht, kleine rogue, maar waarschijnlijk duurt je lijden niet lang, Alfa Caiden houdt absoluut niet van indringers."
Alfa? Rogue? Waar heeft die man het over? Kan er tegenwoordig niemand nog normaal tegen me praten? De een noemt me nutteloos, de ander kraakt me in alles af en de laatste is volledig gek. Fijn. Ik zit hier in een cel, opgesloten met een gek en ik heb geen enkel idee waarom.
En waarom is her hierbinnen zo afschuwelijk koud en stinkt het zoveel!
"Ik zie dat je er weinig van begrijpt, kleine wolf, maar-"
Wolf. Wolf. Wolf. Dringt het door mijn hoofd heen.
Daarna stromen alle gedachten binnen. Gisteren. Verdwaald. Een groep wolven die intimiderend op me afkomt. De wolf, die recht voor mijn ogen in een man verandert.
Ik gil. Ik gil zo hard als ik kan.
Ik wordt gek. Volledig gek, rijp voor het gesticht.
De man naast me kijkt me vol medelijden aan, maar zegt niets en wacht geduldig tot ik klaar ben met gillen.
"Ze zullen je niet horen, kleine wolf, maar wacht in alle rust je lot af, misschien hebben ze genade, ik zit hier al bijna vier jaar."
Ik kijk hem geschokt aan, vier jaar? Zolang houd ik het hier niet uit, onder hen enkele voorwaarde.
De man lijkt het aan mijn gezicht te zien, want hij begint me te troosten met sussende woorden als ik zacht begin te snikken.
"Rustig maar kleine rogue, Oude Jim zal bij je blijven. Het komt allemaal goed."
Zo val ik snikkend in slaap naast de tralies, waar Oude Jim met zijn magere vingers over mijn hoofd aait.

Als ik opnieuw na uren mijn ogen open, hoor ik bonkende voetstappen op de gang. Het klinkt als vrijheid, maar ik hou me stil en op de achtergrond, denkend aan de woorden van Oude Jim, dat ze me snel uit mijn lijden kunnen verlossen als ik ze niet kwaad maak.
Hij had zeker wel gelijk over het feit dat je gewend raakt aan de stank, ik kan er haast niets meer van ruiken. Toch zorgt alleen het idee er al voor dat ik mijn neus optrek.
Omdat ik mijn gezicht naar de grond gericht heb, zie ik niet dat er verschillende mannen blijven staan voor de deur van mijn cel. Ik hoor hen pas als een van hen de sleutel in het slot steekt en roept met de mooiste stem van de wereld: "Dus rogue, wat doe jij hier? Waarom ben je onze grenzen binnengedrongen?" Hij is even stil als ik geen antwoord geef. "Kijk me aan als ik tegen je praat!"
Ik weiger om mijn hoofd op te tillen, niet dat ik het zou kunnen. Door de kou en de honger ben ik zo zwak dat ik amper kracht heb om op te kijken.
Ik voel de grond onder me dreunen als hij met zware stappen woedend naar me toe loopt.
Uit angst voor wat hij kan doen kruip ik vluchtig wat naar achter, om vallend bij de onderneming. Ik voel me zo moe...
Een grote hand raakt mijn kin in een ruwe beweging, mijn hoofd daarmee omhoog getild zodat ik hem in zijn ogen aan kan kijken.
Dat is dan ook wat ik doe, en direct staat de hele wereld stil.
Ik ben verloren in zijn prachtige grijze ogen, die wild zijn als een zomerse storm. De enigen die nog bestaan zijn hij en ik.
Zijn woorden die klinken alsof alles op zijn plek valt hoor ik maar amper.
"Mate. VAN MIJ!"

MatedWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu